24 n) De ster. Terwijl het zonnesymbool op de borst van Nehalennia haar relatie tot uitdrukking brengt met het dag licht en het leven, manifesteert de ster op het dekstuk van het aan haar gewijde altaar zich als het tegenovergestelde beginsel, nl. dat van de nacht en van den dood. Dank zij de studies van Linckenheid over het astrale symbolisme bij de Kelten weten wij thans, dat de monumenten van de Keltische Moedergodin vaak met sterren bezaaid zijn95). Nu is het Linckenheid opgevallen, dat men als bijgave in Gallo-Romeinse graven vrijwel uitsluitend beeldjes van de Moedergodinnen of van Venus vindt 96Daar men mag aan nemen, dat van deze beeldjes, die de doden in het graf mee kregen, een beschermende of apotropaeïsche werking werd verwacht voor het leven in het hiernamaals, moet de symboli sche betekenis van de daarop aangebrachte sterren niet be perkt zijn gebleven tot het begrip van den dood zonder meer. De heilsverwachting van het gelukzalige leven in het hierna maals schijnt hieraan niet vreemd te zijn geweest. Het ook bij de Kelten verbreide geloof, dat het lot van den mens door de sterren wordt beïnvloed, kan immers moeilijk in den dood een einde hebben gezien van de betrekkingen tussen de sterren en de onsterfelijke zielen, die volgens de leer van de zielsverhuizing zelfs een nieuwe aardse gedaante konden aannemen 97 Zodoende wil het mij voorkomen, dat de ster op het Neha- lennia-altaar zowel betrekking heeft op den dood als op het leven in het hiernamaals. Vatten wij nu, na getracht te hebben, de beeldspraak van de aan Nehalennia gewijde monumenten tot in alle finesses te verstaan, het voorgaande samen, dan komen wij tot de volgende definitie van haar wezen. Zij is de machtige Al- moeder, heerseres over leven en dood, de geheimzinnige, grote Moedergodin, die geluk en voorspoed verschaft, zowel in het aardse als in het Eeuwige Leven. Tot een soortgelijke conclusie was ook Jaekel al in 1891 gekomen. Daar zijn interpretatie helaas niet die erkenning vond, waarop zij m.i. aanspraak kon maken, wil ik er even bij stilstaan, al wijkt zij ook op enkele punten van de hier ont- 95) Linckenheid, Sucellus, bl. 57. 96) Linckenheid. Symbolisme, bl. 46. 97) H. de la Ville de Mirmont, L'Astrologie chez les Gallo-Romains {Revue des études anciennes IV, 1902), bl. 115 e.v.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1948 | | pagina 62