27 over de juiste betekenis van den naam Nehalennia. Wie be lang mocht stellen in de hinderpalen, waarop alle verklaringen van dien naam uit het Germaans tot nu toe gestrand zijn, leze er Gutenbrunner op na103). De oude strijdvraag, of zij een Keltische dan wel een Ger maanse godin was, zal wel nooit met zekerheid kunnen wor den opgelost, deels omdat een voor de hand liggende etymo logie uit het Keltisch ook niet gemakkelijk is te geven104). 103) Gutenbrunner, t.a.p., bl. 7782. Gutenbrunner's adhaesie met Much's afleiding van Germaans nehwa-, Westgermaans neha-, „nabij", en -lennia, dat zou behoren bij Oudijslands linna, „wijken", hetgeen aan Nehalennia de betekenis van de „Nadertredende" of „Behulpzame" zou geven, kan ik niet bewonderen. Afgezien van het feit, dat dit wel een zeer kleurloze naam voor onze godin zou zijn, meen ik te moeten betwijfelen, of, uitgaande van het begrip „wijken", een samenstelling met „nabij" hieraan de betekenis van een nadering zou kunnen geven. 104) Zo dacht Von Grienberger aan een afleiding van een Keltischen eilandnaam Ne(h)alenna, te vergelijken met de bergnamen Arduenna en Cebenna, zonder echter den stam nehal- te verklaren. Loewenthal zocht daarentegen den persoonsnaam Nehalennia, dien hij voor een laat-Galli- schen vorm van Negalennia, Keltisch Negalesnia hield, met behulp van Iers nigim, „ik was", als een dea lavationis te verklaren. Zie Gutenbrun ner, t.a.p., bl. 81 en 82, n. 2. Bevredigen doet laatstgenoemde verklaring evenmin, omdat de onderstelde verzachting van g tot h onzeker is. C. Jullian, Histoire de la Gaule II (Paris. 1908), bl. 131, n. 12, wees op den in de inheemse bijnamen voor de Moedergodinnen veelvuldig voorkomenden uitgang -nehae, die volgens hem „moeder" of „bron" zou betekenen, het laatste van wege den naam Nehe voor een van de oudste en belangrijkste bronnen te Dax. Met Jullian kan ik in zover meegaan, dat men aan verwantschap zou kunnen denken van ne(h)a met Grieks véa„jonge vrouw, bruid, nymf". Door in Nehalennia een samenstelling te zien van Neha- en -lennia, welk laatste bestanddeel in verband is te brengen met de Keltische plaatsnamen Lennium, een thans onbekend oord in Lusitanië, en Lenna, een Italiaans dorpje bij Bergamo, en met den riviernaam Lenne, voorkomende zowel in het Roergebied als in het département de l'Hérault, vergelijk Bretons lenn, „étang, marais", Iers linn, „water". Welsh Ityn, „liquide" (zie o.a. J. Loth, Vocabulaire vieux-breton, Paris, 1884, bl. 175), zou deze naam zonder bezwaar uit het Keltisch verklaard kunnen worden. Nehalennia zou dan betekenen de „Vrouwe of Moeder van het Water", d.i. de Heerseres van de Zee. Voor de verklaring van het bestanddeel -lennia zou echter ook gedacht kunnen worden aan Gallisch lenna, Bretons, Iers, Welsh lenn, „mantel, bedekking" (Loth, t.a.p., bl. 173), vooral van wege de Ierse benaming siabhra voor „fee verwant met Oudijslands sveipa, „omhullen", en Angelsaksisch swoepels. „mantel" (zie Güntert, t.a.p., bl. 86). Bij de Ieren was het gelukzalige dodenrijk immers een feeënland. Ook in de religieuze naamgeving van de Grieken en de Ro meinen was „de Omhullende, Verbergende een gebruikelijk epitheton voor de godin van het dodenrijk. Voor Leto, Latona, Kalypso enz. zie ibidem, bl. 111 en 143. Gelet op den mantel en het gordijn op de Neha- lennia-reliëfs en het wezen van de godin, zoals dit door mij is verklaard, lijkt mij de uitlegging van haar naam als de „Omhul (len) de Vrouwe of

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1948 | | pagina 65