35
in de toekomst, evenals in het verleden de tiendenheffing
gemeenschappelijk zou geschieden.
In de Soutpolder 15evenwel behoorden alle tienden aan
St. Pieter, voor zover het patronaat" zich daar uitstrekte.
Op de kaart komen van deze polders voor
polrus sBusers
polrus Johannis de Lapide
Dominorum polrus
polrus prepositi quem alienavit ecclesia sancti Petri Gan
densis contra Johannem Storem 16
magnus polrus domini Gerardi Moers
parvus polrus domini Gerardi Moers
polrus Johannis de Cleyem 17
Over al deze polders loopt weer een dubbele lijn vanuit het
opschrift Decimas istorum polrorum percipiunt communiter
Capitulum Tornacense et abbatia sancti Petri Gandensis.
Bij elke polder staan ook twee punten. Hetzelfde geldt voor
de nieuwe Ghistelpolder en Hugezotspolder. Boven deze laat
ste lezen wij „novi polri annis 55 et 56", maar van „annis" af
is het weer doorgestreept.
De tegenwoordige Wester-Schelde wordt aangeduid met
„Mare".
De 's Gravenpolder ontbreekt aan de tekening, evenals de
Soutpolder. Hier kon men immers niet over de hele polder-
15) Op veel kaarten, waaronder ook 17e eeuwse, heet deze polder
verkeerdelijk ,,Stoute(n)poIder". De topografische kaart geeft echter:
„Zoutenpolder".
16) De tienden werden in de Middeleeuwen in natura betaald en tijde
lijk opgeslagen in z.g. tiendenschuren. De opbrengst van twee dezer
schuren, n.l. die van Oostburg en Ruuschevliete, welke laatste o. of z.o.
van Schoondijke moet hebben gestaan, kwam voor de helft ten goede aan
Jan Storm en de andere helft aan diens oom, de abt van St. Pieter.
In 1277 kocht de abt van St. Pieter het aandeel van Jan Storm voor een
bedrag van 300 Vlaams. Deze som werd evenwel niet in contanten
voldaan, maar Jan Storm ontving hiervoor in leen de helft van de tienden
in de Abtspolder bij Groede. De abt droeg zijn rechten hierop via de
baljuw van Brugge, als vertegenwoordiger van de graaf in het leenhof te
Brugge, eerst over aan de proost van het klooster Elmare en van deze
ontving Jan Storm in 1277 als achterleen het recht op de halve tienden in
de genoemde polder (v. Lokeren, a. w. I, p. 383, no. 877). Na 1277 zien
wij dan ook de naam Abtspolder verdwijnen en plaats maken voor de
naam Proostpolder.
17) Johan van Cleyem komt voor als „rudder ende 's graven man" in
het stuk van 1277 (zie n. 16). Daaruit valt op te maken, dat deze Cleyem-
polder omstreeks het einde der 13e eeuw bedijkt werd. Op de topogra
fische kaart heet deze polder Clethemspolder. Reeds op 17e eeuwse kaarten
komt deze fout voor. Op een 16e eeuwse kaart lees ik „Clementspolre".