42
stierf 10 Nov. 1699 te Leiden, waar hij sinds 1683 gearbeid
had (vgl. Haarl. Bijdr., II, 82). De beide gedeputeerden van
Neercassel waren Joannes Roos: pastoor te Delft en
aartspriester van Delfland. Wat er van zijn archief nog over
is. vindt men beschreven bij Bruggeman, a.w. p. 413 nos.
252/4. Over hem en zijn familie zie men pater H. J. Allard
S. J. in Studiën, dl. XXXIV. Dat hij hier bedoeld is kan
nog blijken uit de aanwezigheid onder de bij Neercassel inge
komen stukken van een brief van Roos uit October 1682, met
als bijlagen een request van de gemeente Middelburg aan
Neercassel, en een brief van J. J. van Brugge aan Roos en
Cats (Bruggeman, a.w. p. 199).
Jacobus van Cats: moeilijker was het uit te maken
wie de andere gedeputeerde geweest kan zijn die naar Mid
delburg gezonden werd. daar er meer dan één van die naam
in die dagen onder de Hollandse clerus wordt aangetroffen.
Jacob van Cats, pastoor te Utrecht, wiens archief door Brug
geman beschreven is (p.p. 438/39), is naast provicaris van
Utrecht en Deventer ook nog provicaris van Zeeland ge
weest. Of hij dit reeds bij zijn zending naar Middelburg was,
is mij onbekend, doch uit het feit dat hij deze benoeming
verwierf, blijkt toch wel van een meer dan gewone belangstel
ling in de Zeeuwse kerkelijke aangelegenheden.
In zijn reeds gememoreerd stuk van 9 Dec. 1682 merkt
pater de Hutter ook nog op, dat indien een tweede missionaris
te Middelburg nodig is, het een Jesuit zou moeten zijn. Hij
wijst er echter tevens op, welke moeite hem zijn eigen levens
onderhoud reeds verschaft. Op dit laatste wijst hij nog eens
in een stuk van 18 Dec. Daags tevoren hadden vooraan
staande katholieken reeds betoogd, dat een tweede missionaris
niet nodig was. Blijkbaar was dit schrijven gericht aan pater
de Brier, superior der Hollandse Jesuitenmissie te Amsterdam,
daar onder hetzelfde no. een antwoord van dezen wordt
vermeld 5).
Pater Joannes de Brier S. J. vgl. Bruggeman a.w.
p. 175.
5) Over hetzelfde onderwerp had de internuntius Tanari reeds aan
den kardinaal-prefect van de Congr. de Prop. Fide 2 Nov. 1680 ge
schreven, dat naast twee lesuiten in Middelburg geen priester op Wal
cheren meer nodig was (R.G.P. 84 no. 973). En 14 Febr. 1683 richtten
enkele burgers van Middelburg eveneens een schrijven aan de Congr. de
P. F. waarin zij uiteenzetten, dat naar hun mening twee priesters voldoende
zijn voor de zielszorg hetzelfde herhalen zij in een brief van 18 April 1683
en van Mei 1683 (ib. no. 1051).