75 met Cabbeljaeu terug en Maria zoekt een gelegenheid om dit jongmens eens op zijn nummer te zetten. Mornou had intussen zijn licht opgestoken bij zijn oom Vosbergen, die hem verteld had dat de Arminianen van plan waren geweest, Maurits en alle Gomaristen af te zetten en enkele ervan om hals te helpen, waarvan Vosbergen als no. 2 op de rol stond. Maria antwoordt hem, dat degenen die dat zeiden zelf wel beter wisten. In de alleraardigste brief, waarin ze aan haar broer Nicolaes verslag uitbrengt van deze twistgesprekken, vertelt ze dan verder hoe ze de jonge Cabbeljaeu in het nauw brengt. „Ic vraeghde aen Cabbeljaeu of hij wel wist wat het was arminiaens te wesen Hij zeide neen, wat ist Ghelooven zij in Maomet, zeghdt mij toch eens wat ist. Ic zeide, om te hooren wat hij zeggen zoude, dat zij gheloofde dat Godt eenighe menschen tot de verdommenisse gheschapen hadde. Hij zeide dat en gheloove ic altijdt niet, ic en ben altijdt niet arminiaens". De jonge Mornou bleek op theologisch terrein beter onderlegd en meer af te weten van het leerstuk der erfzonde. Toen hij de mogelijkheid opperde, dat de Groot pardon zou vragen aan de Staten waar deze allerminst aan dacht raakte de jonge Vosbergen in vuur en zei, „dat al waert dat al de weereldt rade pardon te nemen, dat hij dat niet raen en zoude, alzooder hem ooc aen gelegen is, want het schande waer voor alle de vrienden, en dat mijn man (het is nog altijd Maria die dit schrijft) niet int landt en most commen als met groote eere". Met kennelijk genoegen brengt Maria dit aan haar broer over, maar onmiddellijk daarop laat ze als besluit van haar brief volgen „Den vader is een qua maeschap (maag schap, bloedverwant). Godt weet hoe het met hem noch gaen sal" 122Ze heeft lang genoeg geleefd om te zien, dat het haar neef tot het eind van zijn dagen voorspoedig is gegaan, al heeft hij zijn beide zoons en een van zijn dochters vóór hem zien sterven. Caspar, die al op zijn dertigste jaar tot ambassa deur in Venetië was benoemd, stierf op 11 Maart 1643 in Parijs aan de pokken, nog voordat hij zijn ambt had kunnen aanvaarden zijn jongere broer Louis overleed nog geen maand later, op 7 April, vierentwintig jaar oud, waarschijnlijk ook te Parijs en aan dezelfde ziekte. Van het gezin van de oude Caspar, wiens tweede vrouw al in 1638 overleden was, bleven toen nog alleen de beide dochters over Margaretha, die getrouwd was met David Godin, die zijn zwager Louis als drost van Sint-Maartensdijk opvolgde, en Constantia, die getrouwd was met Frederik van Dorp (16121679) 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1949 | | pagina 109