78 hebben 136Het jaar daarop droeg Jacob Schotte Walaeus op, de Groot zijn doodvonnis aan te zeggen, een opdracht die te zwaar voor hem was en waarvan hij dan ook verzocht, te worden ontheven. In de brieven die de Groot op 30 Augustus en 13 September 1618 uit zijn gevangenis aan Caspar van Vosbergen en Maurits schrijft137), herinnert hij aan het contact dat hij met Walaeus had gezocht om een nationale synode bijeen te roepen, tot slechting van de gerezen geschil len. Uit de brief die hij na zijn ontvluchting uit Antwerpen aan Maurits schreef138), blijkt dat de prins door Walaeus aan Maria bepaalde toezeggingen had gedaan. Niets wijst er echter op, dat er na het vonnis over de Groot nog persoonlijk of schriftelijk contact tussen hen heeft bestaan. Wel is Walaeus de Groot altijd dezelfde achting blijven toedragen, waarvan zijn brieven eerder hadden getuigd. Wanneer Maria in Augustus 1627 uit Holland naar Vere terugreist en Walaeus op de boot ontmoet, verzoekt deze haar, ,,zijnne ghebiede- nisse" aan haar man te doen139). Men zou willen weten waarover zij tijdens de overtocht met elkaar gesproken hebben 1 Of Heinsius en Walaeus elkaar al kenden voor zij elkaar in 1618 op de Dordtse synode ontmoetten is niet bekend. Het jaar daarop werden ze collega's. Van een bijzondere vriend schap tussen hen blijkt niets in de bekende strijd tussen Heinsius en Salmasius, die in 1644 beslecht werd, heeft Walaeus wel bemiddelingspogingen aangewend 140maar daarin stond hij niet alleen. Van minder gecompliceerde aard is klaarblijkelijk de Groots verhouding tot Mr Enoch Pottey141geweest. Deze was 8 October 1573 te Londen geboren, waar zijn vader Herman Pottey (15431574), afkomstig van 's-Hertogenbosch, zich al in 1562 als koopman had gevestigd, in hetzelfde jaar van de R K. kerk naar de Hervormde was overgegaan en vijf jaar later was getrouwd met Cathalina of Leyntje de Wale. Na de vroege dood van haar man was Leyntje hertrouwd, in Mei 1577, met Mr Jan van der Beke, die van 1580 tot 1593, toen hij zijn functie neerlegde, pensionaris van Vlissingen was. Dientengevolge was Enoch van 1580 af in Vlissingen opge voed. 27 April 1590 werd hij te Leiden als student in de literaire faculteit ingeschreven, op dezelfde dag als Caspar van Vosbergen Jr. In 1593 kwamen zijn moeder en stiefvader in Leiden wonen. Op 22 Januari van het volgende jaar besloot Enoch zijn studie met een disputatie De juramento (De eed), die hij onder voorzitterschap van prof. Beyma ,,dextra et

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1949 | | pagina 112