79
prompte" (handig en vlot) verdedigde. Vosbergen, die al
eerder afgestudeerd was en in Den Haag woonde, was een
van de opponenten, de Verenaar Jacob van Miggrode, student
in de theologie, een ander. Toen Enochs stiefvader de vol
gende dag aan enkele professoren en vrienden van zijn stief
zoon een dinertje aanbood, behoorde Jacob Campe tot de
gasten. In April vertrok hij met zijn studievriend Johannes ten
Grootenhuys (15731646) *42) van Amsterdam naar Heidel-
berg, in gezelschap van de graaf van Hanau, die enkele
maanden in Leiden gestudeerd had en nu weer naar zijn kasteel
terugkeerde. In 1595 verdedigden Pottey en ten Grootenhuys
aan de universiteit van Heidelberg een disputatie, Pottey
De restitutionibus (De restitutie). Al of niet in gezelschap
van zijn Amsterdamse vriend zette Enoch zijn reis voort, eerst
naar Genève, vervolgens naar Frankrijk, waar hij vele plaatsen
bezocht en in Orleans tot licentiaat in de rechten promoveerde.
Te La Rochelle werd hij door een storm op zee overvallen, die
hem in levensgevaar bracht. Van December 1596 tot Maart
'97 was hij in Parijs, van waar hij naar Engeland overstak.
Hier bezocht hij de hogescholen van Londen, Oxford en
Cambridge. Op de terugreis naar Holland werd zijn schip
door een Duinkerker kaper genomen, maar Enoch gaf zich
uit voor een student van Keulen en werd door deze list vrij
gelaten. In Juli 1597 kwam hij bij zijn ouders in Leiden terug-
Toen deze zich kort daarop in Amsterdam vestigden, trok hij
met hen mee, maar al in November 1598 vestigde hij zich in
Den Haag als advocaat, op het kantoor van mr Joos de Menyn,
historieschrijver van Holland en oud-pensionaris van Dordrecht.
In 1599 nam hij zijn intrek bij ds Wtenbogaert 143waar
omstreeks dezelfde tijd ook de tien jaar jongere Hugo de
Groot kwam inwonen bovendien woonden er nog twee
Leidse studievrienden van Enoch, ten Grootenhuys en Jacob
Coren van Alkmaar, eveneens advocaat. Ondanks het leef
tijdsverschil is er tussen Enoch en de Groot een vriendschap
gegroeid, waarvan de laatste getuigenis heeft afgelegd in
enkele gedichten een over de voordelen van de winter,
Hyemis commoda1H), waarin hij er de verliefde Pottey op
wijst dat ook de winter zijn voordelen heeft met betrekking
tot de liefde, verder een elegie 145en ten slotte een uitvoerig,
achtdelig bruiloftsdicht, Epithalamium Potteii146) dat toe
vallig het enige Latijnse gedicht van werkelijk formaat is, dat
hij heeft geschreven. Pottey's bruid heette Maria Wachtmans
zij was de dochter van de Antwerpse koopman Michiel Wacht-