82 hun briefwisseling blijkt. Van der Myl zond de Groot in 1613 een verhandeling ter beoordeling over het recht der overheid in kerkelijke zaken, die nooit in druk is verschenen, misschien ook al omdat de Groot er niet al te gunstig over oordeelde 160 Deze zond hem op zijn beurt in hetzelfde jaar het handschrift van de Ordinum piëtas ter beoordeling toe 161Vier jaar later probeerden ze elkaar een bezoek te brengen, wat misliep omdat ze het op hetzelfde ogenblik deden 162 De gebeurtenissen van 1618 en de volgende jaren zijn oorzaak, dat de Groot van der Myl uit het oog verliest. In 1622 vraagt hij aan zijn broer Willem, eens na te vorsen waar hij is en wat hij doet163). Willem de Groot schijnt hem daarop direct te hebben geant woord van der Myl, die in 1614 te Papendrecht weer predi kant was geworden, maar al in 1619 emeritaat had genomen of het blijkt niet duidelijk als Arminiaan was afgezet, woonde sindsdien weer ambteloos te Dordrecht. De Groot verzocht Willem in Mei 1622 om hem zijn groeten over te brengen van der Myl moest ook maar in Parijs komen wonen, waar hij van zijn vriendschap verzekerd zou kunnen zijn 164). De ex-predikant heeft aan deze uitnodiging geen gevolg ge geven, maar klaarblijkelijk wel de correspondentie weer hervat; er is tenminste uit 1625 of later een lange brief van hem aan de Groot bewaard, waarin hij over allerlei kerkpolitieke kwes ties schrijft 165). De taalkundige studie Lingua Belgica (1612), waardoor Mylius' naam in de wereld der philologie is blijven voortleven, bevat wel een lofdicht van Heinsius166), maar geen van de Groot, die er echter wel een schreef In Lexicum vetus Germanicum 167waarmee waarschijnlijk een door van der Myl samengestelde woordenlijst van oude Duitse en Kel tische woorden is bedoeld, die Leibnitz van voldoende belang vond om ze in zijn Collectanea etymologica (1717) op te nemen. Heinsius' lofdicht is de enige aanwijzing, dat de Leidse hoogleraar van der Myl persoonlijk heeft gekend. Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat hij hem al in zijn school jaren heeft ontmoet in Vlissingen, waar van der Myl van 1589 tot 1608 of 1609 predikant was geweest. Uitsluitend tot Heinsius' vriendenkring behoort diens jeugd vriend Petrus Hondius (1578 1621) 16S). Met deze predi- kantszoon was Daniël in Vlissingen op de Latijnse school geweest, waar ze een vriendschap hadden gesloten waaraan zij beiden trouw zijn gebleven, ofschoon hun wegen al vroeg uiteen gingen. In Juli 1596 trok Heinsius naar Franeker, in October ging Hondius in Leiden studeren, waar de vrienden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1949 | | pagina 116