92 heldh. Zeeland, biz. 39. - Vgl. N. R. C., 17 Aug. 1939, Av. C.Hugo de Groot. 61Briefwisseling, II, biz. 77 en 378. 62) Het is mij niet gelukt, uit te vinden welke ziekte met deze naam bedoeld is. 63) Brieven Maria v. R., blz. 318, 320. 64) T.a.p., blz. 168. 65) T.a.p., no. LXIII (ongedateerd, waarschijnl. begin Maart 1635), blz. 216. - Zij of een van haar zusters was in 1628 bij haar oom Ni- colaes voor de huishouding gekomen. 66) Zie over haar De la Rue, blz. 251-252 Nagtglas, II, blz. 483. - Zij maakte in 1640 haar testament (Protocol van notaris Willem Cor- nelissen te Vere (no. 507), 1636-1640, folio 117). - Dat de Groot een grafschrift op haar dichtte, blijkt uit Epistolae, App. no. 554. 67) Briefwisseling, II, no. 786 (23 September 1622). 68) Blanquia (sic.) quae nunc apud nos suaviter vivit, magnum mihi uxori solatium. - Epistolae. App., no. 137 (23 November 1626, de Groot aan zijn broer Willem). 69) Briefwisseling, II, no. 99 (25 Juni 1624, aan de Groot), blz. 378. 70) Epistolae, App., nos. 550, 565, 567, 571. - De voorrede, die de Groot voor deze uitgave geschreven heeft, is afgedrukt in H. Vollen hoven, Broeders gevangenisse. Dagboek van Willem de Groot ('s-Gra- venhage, 1842), blz. 239-241. Deze voorrede en de vertalingen van de Groot behoorden indertijd aan Prof. H. W. Tydeman hun tegenwoordige verblijfplaats is mij onbekend. 71) Zie over hem Nagtglas, II, blz. 482. - Zijn sterfmaand en -jaar blijkt uit Ermerins, blz. 144. 72) Briefwisseling. I, nos. 138 (5 Juli 1608, aan Heinsius) en 163 (10 April 1609, aan dezelfde). 73) Briefwisseling, II, no. 642 (14 Mei 1621, de Groot aan Nicolaes v. R.). blz. 75. 74) Het huwelijk werd 16 April 1626 te Middelburg voltrokken. Zij was een dochter van Jan Veth, die in 1603 burgemeester van Middelburg werd, en de rijke Barbara Jansdr. in Rosenburgh (zie Nagtglas, II, blz. 850). Haar oudste broer Apollonius Veth (f 1653) was als burgemeester van Middelburg het hoofd der anti-stadhouderlijke partij, haar jongere broer, de geleerde Adriaen (1608-1663), was van 1658 tot zijn dood raadpensionaris van Zeeland. Een derde broer, Jacob Veth, was van 1641-1643 secretaris, van 1645-1661 pensionaris van zijn geboortestad. De jongste zoon, Martinus Veth (geb. 1615) werd in 1652 raadsheer in het hof van Holland en Zeeland. 75) Zie over hem: N. N. B. W., II, kol. 522 (P. J. Blok). Hij ging in militaire dienst en is in 1661 in een bos bij Maagdenburg door zijn knecht vermoord. 76) Brieven van Maria v. R., no. XXXIII (14 Juni 1627), blz. 133. - De Groot wilde een ingenieur van hem maken. Op zijn negende jaar kon hij nog niet lezen en was pas begonnen wat te schrijven (blz. 148). Zijn moeder noemt hem in brieven aan haar man eerst „zeer bot'" (blz. 133) en enkele jaren later „vrij wat bot" (blz. 184). 77) Zie over hem vooral D. J. H. ter Horst, Daniel Heinsius (1580-1655) (Utrecht. 1934). 78) Ermerins, blz. 164-165 Emile de Borchgrave, Daniel de Borch- grave (Gand, La Haye, 1899), p. 31, n. 2. - Hij stierf 26 Mei 1574 ten gevolge van een in een schermutseling opgelopen verwonding.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1949 | | pagina 126