94
94) T.a.p., I, no. 142 (18 Augustus 1608, aan Heinsius).
95) Ermerins, biz. 72.
96) Briefwisseling, I, no. 140 (medio Juli 1608, de Groot aan Heinsius)
97) T.a.p., I, no. 142.
98) In amicam quae falso alteri nupsisse nunciabatur. Ad rivalem
Heinsius, Poëmata (1610), p. 9899, 99100.
99) Ad Iohannem Reigersbergium, poetas facile et constanter amare.
L.c., p. 127132. De aangehaalde regels: p. 128129.
100) Zie over hem De la Rue, Staatk. en heldh. Zeeland, blz. 7576,
271—272 Nagtglas, II, blz. 126—127.
101) Misschien om er tijdelijk zijn intrek te nemen in het huis, dat
zijn zwager jhr Jacob van Berchem daar bezat, maar waar deze slechts
bij uitzondering woonde. In elk geval is de Manmaker niet lang in Leiden
gebleven, want zijn naam is noch in de poorterboeken, noch in de
belastingregisters te vinden. (Mededeling van Mr R. van Royen, gemeente
archivaris van Leiden).
102) Epithalamium in nuptias Hadriani Manmakeri, equitis, et nobi-
lissimae Mariae Berchemiae. Heinsius, Poëmata (1610), p. 331335.
103) Zij zijn niet opgenomen in de Groots Poëmata, maar hij deelt ze
mee in een brief aan Heinsius: Briefwisseling, I, no. 163 (10 April 1609).
104) Briefwisseling, II, no. 910 (1 Juli 1624) en 917 (12 Augustus
1624, beide aan de Groot).
105)Ad Hadrianum Manmakerum. Heinsius, Poëmata (1610), p.
85—87.
106) In de opdracht (I.e., p. 8384) herinnert hij aan hun ontmoeting
in Zeeland ,,Memini in Zelandia cum essemus, quo turn causa nuptiarum
clarissimi amici, aliquot confluxeramus. iis de rebus crebro incidisse
sermones, quae turn agebantur et hilaritati omnes, quosdam etiam amori,
ne vel nihil agerent vel aliud litasse
107) Zie over hem Meertens, blz. 225226 en de blz. 374, n. 64,
genoemde bronnen.
108) Ad Apollonium Scottum. Heinsius, Poëmata (1610), p. 9496.
In latere drukken luidt het opschriftAd Apollonium Scottum, cum
Hagam ad supremum senatum vocatus esset.
109) Briefwisseling, I, no. 149 (27 November 1608, de Groot aan
Heinsius). Aan het slot van zijn Socrates, sive de moribus et vita
Socratis oratio, in 1612 uitgesproken, sprak Heinsius Schotte en van
Vosbergen toe, die bij de oratie tegenwoordig waren. Heinsius, Ora-
tiones (Lugd. Bat., 1657), p. 243.
110) In Ecclesiasten Apollonii Scoti. Grotius, Poëmata (1617),
p. 362. De laatste regel luidt Quantum scire fas est, continet iste liber.
De Groot spreekt over deze vertaling in een brief aan zijn broer Willem
Alterius (sc. van Ap. Schotte) Ecclesiastes jamdudum carceres mordet
(Briefwisseling, I, no. 441 (15 December 1615)).
111) Apollonii Scotti senatoris de filiolo Hugonis Grotii, paucis
diebus postquam natus esset vita functo. Grotius, Poëmata (1617),
p. 522523. Dit zoontje, Pieter, is 24 Februari 1614 geboren en 18 Juni
van hetzelfde jaar gestorven. „Paucis diebus" moet dus wel wat ruim
worden opgevat. Of is er nog een ander kind geweest, dat inderdaad al
na enkele dagen overleden is
112) Zie over hem: De la Rue, Staatk. en heldh. Zeeland, blz.
107116, 273; Nagtglas, II,- blz. 896898. Hij was een zoon van
Caspar van Vosbergen (f 1598), over wie men zie Nagtglas, II, blz.
894896; N.N.B.W., IV, kol. 1416—1417 (A. A. van Schelven). Diens