99
schreef Heinsius een Grieks lofdicht In Cyclometrica reverendi viri
Philippi Lansbergii (p. A 1 v° ook in Heinsius, Poëmata (1649), p. 559).
Voor De motu solis (Middelburgi, 1619) schreef hij een Latijns lofdicht
In Progymnasmata reverendi viri Philippi Lansbergii De motu solis (p. *1
v° van de herdruk (Middelburgi, 1628) van de eerste uitgave is nl. geen
ex. bekend; in Heinsius' Poëmata is dit gedicht niet opgenomen). Voor
de Bedenckinghen, op den daghelijckschen, ende jaerlijckschen loop vanden
aerdt-cloot (Middelburgh, 1629) schreef hij een Latijns lofdichtIn reve
rendi viri Philippi Lansbergii Commentationes de motu terrae, deque
adspectabilis caeli typo (blz. P r° ook in Heinsius, Poëmata (1649),
p. 388). Voor de Tabulae motuum coelestium perpetuae (Middelburg,
1632) schreef hij een Grieks lofdicht: In clarissimi et reverendi viri Philippi
Lansbergii Tabulas motuum coelestium perpetuas, en bovendien een Latijns
In eundem (p. 7 r° Heinsius, Poëmata (1649), p. 416, 593). In dit
werk van van Lansbergen vindt men ook Heinsius' onderschrift bij het
portret van de auteur In effigiem (ingevoegd tussen p. 6 en 7;
Heinsius, Poëmata (1649), p. 416417).
183) Intercedendi autem neque tempus neque occasio *est. De brief,
van 9 Maart 1619, is geciteerd bij ter Horst, t.a.p., blz. 79.
184) G. Brandt, Historie der reformatie, III (Amsterdam en Rotterdam,
1704), blz. 160.
185) Ter Horst, t.a.p., blz. 7879. In de uitgave van Heinsius'
Poëmata van 1606 is het derde boek van de Elegiae opgedragen aan de
Groot, ,,simul patrono, amico, censori" (p. 77) bovendien vindt men hierin
twee elegieën Ad Hugonem Grotium (p. 9092 en 101-103). In de
uitgave van 1613 is geheel voorin een gedicht van de Groot aan Heinsius
opgenomen: V. C. Danieli Heinsio H. Grotius S. (p. 1 r°v°).
De afdeling Peplus Graecorum epigrammatum (p. 325334) in deze
uitgave is met een uitvoerige opdracht aan de Groot opgedragen.
186) De Hugone Grotio. ab uxore carceri, in quo ad vitam damnatus
erat, erepto. Heinsius, Poëmata (1640), p. 291292.
187) Briefwisseling, II, no. 917 (12 Augustus 1624), blz. 391.
188) InApollo-feest ofte goden-cunst-offer (Zeeusche Nachtegael
(Middelburgh, 1623), II, blz. 49—55).