110 dit gewest en ook elders in de Republiek in die dagen gelijk tijdig voorkwam. In Zeeland is het geslacht, dat deze naam droeg, zeer tot aanzien gekomen. Mr Staring wijst er verder nog op, dat Loncke zijn stad als portrettist op zeer aantrekkelijke wijze vertegenwoordigt en dat de XVIIe eeuw ook daar, waar plaatselijk een schilders school niet bestond, toch altijd wel een deugdelijke schilder voortbracht. Ook weerlegt hij de opvatting van dr P. J. Meer- tens, die in zijn in 1943 verschenen „Letterkundig leven in Zeeland" tot de conclusie kwam, dat te Zierikzee in de bloeitijd van onze Republiek voor een schilder praktisch geen droge boterham te verdienen was. Loncke huwde op 19 Maart 1603 Sara Reynbrants Ver boom en na haar overlijden hertrouwde hij in 1625 met May- ken Waersegger, een weduwe uit Antwerpen. Na 1646 wordt van hem geen melding meer gemaakt- In „De Vroedschap van Zierikzee" deelt P. D. de Vos nog mede, dat op de hoeve „de Helle" bij Renesse „11 stuck groote conterfeitsels van de Geslachten" waren en in de noordelijke kamer daarvan o.a. 8 grote en 3 of 4 kleine schilderijen van „verscheyde afbeeldynghe". Vermoed wordt, dat hieronder ook werk geweest zal zijn van Loncke, die een neef was van de eigenaar van deze hoeve, n.l. Reynbrand Verboom. Tenslotte voegt De Vos hieraan nog toe, dat Loncke ook een schilderij vervaardigde van de Zierikzeeënaar David Cornelis den Dagh, waarvoor hem acht guldens werden uitbetaald Het schilderen van portretten was in die dagen blijkbaar al evenmin een goudmijn als thans

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1949 | | pagina 152