15 De gemeentenaren klaagden vooral over tekorten bij de assizen, over de giften, die aan verschillende personen gedaan werden, en over sommen, die normaal moesten ontvangen zijn en niet ingeschreven werden 17Voor de ongelden verwezen de schepenen naar de getuigenis van de magistraat van het vorig jaar, die de assizen verkocht had. Nopens een tekort van 300 lb. bij het ongeld op de wijn antwoordden zij dat die som besteed werd aan „hovescheden" voor personen, die zich ingespannen hadden om de pondel terug te krijgen. Wat de „hovescheden" betreft, beweerden de schepenen dat deze aan personen gegeven werden die niet in de rekening bij name wensten opgenomen te worden. De namen dezer personen beloofden zij aan de graaf in 't geheim mede te delen. Ten slotte zouden de schepenen bewijzen dat de aan de stad verschuldigde sommen, die niet in de rekening voorkwamen, in werkelijkheid ook niet betaald werden. Bij enkele punten uit de verantwoording der schepenen wensen wij wat langer te blijven stilstaan. Het eerste betreft de post van het koningsgeld in de uit gaven. De „ghemeente" beweerde dat de schepenen 256 lb. 13 s. 4 d. te veel hadden gerekend. Wij laten hier hun ant woord volgen, waaruit blijkt, hoe zij de moeilijkheid, die uit een verkeerde berekening van de klerk voortvloeide, meenden te kunnen oplossen. „Andworde op die faute van den wasdoeme van den 1100 guldine van sconingsghelde daer zi af berekent zouden zijn van 256 lb. 13 s. ende 4 d. dat zi hogher draghen zouden dan daer zi overghegheven waren. Daertoe andworden die ont- fanghers ende zegghen dat zi eiken goudinen gaven over 22 s. ende 8 d. Vrankerics payements, ende alst quam dat men ze in rekeninghe zoude legghen in Vlaemschen payemente, doe cam die clerc ende rekende eiken penning over 3 d. lichter munte, ende dies ende was die penning van den 22 s. ende 8 d. niet wardegh bedi, zoude men van sconings payemente eiken penning slaen over drie in Vlaemschen payemente, zo zoude el goudin risen 3 lb. ende 8 s. lichter munten, dies hi te dien tiden niet waerd en was. Hierbi scijnt het verrisende 256 lb. 13 s. 4 d„ ende die ontfanghers en consten niet ghe- vinden wanen dat verrisen quam. Ende als zi vonden dese summe verwassende ende zi bander zide zaghen dat die summe van den prosentwine zo hoghe rees dat zijs hem scoufierden 17) Dezelfde klachten werden geuit met betrekking tot de rekening van het jaar 1310.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1949 | | pagina 49