56
1591 bekleedde hij het ambt van thesaurier-equipagemeester
en stapelier (ammunitiemeester)-generaal van Zeeland in
deze functie diende de dichter Adriaen Valerius hem zes jaar
als klerk. In 1598 werd hij aangewezen om onderhandelingen
te voeren met de ambassadeur van de koning van Schotland
over de Schotse stapel14). Hij overleed op 5 Juni 1602,
op 55-jarige leeftijd. Pieter van Reigersberch moet een
welgesteld man zijn geweest. Hij bewoonde (op zijn minst
sinds 1580) een huis in de Kerkstraat, dat elf haardsteden
bezat, en liet in 1594 een brouwerij bouwen op de noordzijde
van de stad. Hij is twee keer getrouwd geweest 15 De naam
van zijn eerste vrouw is niet opgetekend, maar zij moet
omdat de verwantschap van de families van Reigersberch en
van Dorp op geen andere wijze kan worden verklaard een
dochter zijn geweest van jhr Arend van Dorp (15281600),
die deel uitmaakte van de commissie, aan wie de Hoge Raad
van Mechelen had opgedragen de door Maximiliaan van
Bourgondië, de laatste markies van Vere uit het Bourgondi
sche huis. nagelaten desolate boedel te vereffenen. Na de dood
van deze vrouw, wier huwelijk klaarblijkelijk kinderloos is
gebleven, hertrouwde Pieter van Reigersberch op 26 Augustus
1576 met Mayken Clais (Nicolai) van Stapele(n) 16uit Ber
gen op Zoom, die haar man vier zonen en even veel dochters
schonk. Nog in 1619 woonde zij in het huis in de Kerkstraat
misschien heeft zij daar gewoond tot aan haar dood, die op
16 October 1638 kwam 17). Mayken Clais had toen zij, waar
schijnlijk al diep in de tachtig, stierf de meeste van haar kin
deren vóór zich zien heengaan. Er moet een goede verstand
houding zijn geweest tussen Mayken Clais en haar kinderen.
,,En wilt toch niet laten of schrift mij hoe het met de vrienden
in Zeelland al is", schrijft haar dochter Maria uit Loevestein
aan haar broer Nicolaes, „ende voornamelyck met onse moe
der" 18De oude vrouw sloeg voor Maria tijdens haar vrij
willige gevangenschap boter in 19en wanneer de brieven, die
haar dochter haar heeft geschreven, bewaard waren gebleven,
zouden we zeker menig ander voorbeeld kennen van haar
moederlijke zorgen. In zijn condoleancebrief aan de Groot
schrijft Vossius, dat hij dankbaar mag zijn, dat zijn beste
schoonmoeder nog betere tijden heeft beleefd en zoveel mooie
kleinzoons en kleindochters heeft mogen zien20).
Behalve zijn huis in de stad bezat Pieter van Reigersberch
nog een buitenplaats in de buurt, met een vliedberg van waar
men de schepen op zee kon zien varen. De Groot heeft er een
gedicht 21op gemaakt