62
Over't algemeen handelen ze over politieke aangelegenheden,
maar ook houdt Nicolaes hen op de hoogte van familiegebeur
tenissen, van het wel en wee van hun gemeenschappelijke
vrienden en van het Zeeuwse nieuws de zware stormvloed
in de eerste dagen van Maart 1625, de ongunstige economische
toestanden in Middelburg en Vere en soortgelijke berichten.
De rijke vrijgezel, die klaarblijkelijk op een goed uiterlijk ge
steld was, ging graag naar de Parijse mode gekleed en droeg
zijn zuster herhaaldelijk bestellingen voor zijn toilet op, soms
zo uitvoerig, dat hij er zijn verontschuldiging voor meent te
moeten maken „Doch het is genouch van een hoet vint het
niet vremt, het is het sieraet van een mans hooft dat de eere
is van een vrouwe"48), Maria kweet zich graag van deze
opdrachten, waardoor het haar immers gemakkelijker moest
vallen, een tegendienst te vragen. In November 1625 werd
deze kundige jurist, die ook met Heinsius, Hooft, Barlaeus en
Baudius bevriend was, raadsheer in de Hoge Raad van Hol
land, wat hij tot zijn dood is gebleven. Hij stierf 3 Augustus
1654 als de laatste van al zijn broers en zusters-
Van deze was Johan van Reigersberch49waarschijnlijk
de oudste. Hij zal omstreeks 1577 geboren zijn en men mag
aannemen, hoewel zijn naam niet in het album studiosorum
van Leiden voorkomt, dat hij daar eerst gestudeerd heeft,
alvorens hij in 1598 de universiteit van Heidelberg bezocht.
Teruggekeerd in zijn geboortestad, kwam hij er weldra in de
vroedschap. In 1609 werd hij rentmeester-generaal van Zee
land Bewesten Schelde. Hij was rijk en kocht de ambachts
heerlijkheden Couwerve en Crabbendijke op Zuid-Beveland
en Campen op Noord-Beveland. Hij stierf tussen 27 Januari
en 10 Februari 1633 50te Middelburg, waar hij als rent
meester zijn domicilie had. De Groot bezong zijn eerste huwe
lijk, in 1610 of 1611, met Johanna Racket 51) en de ziekte van
deze schoonzuster 52na wier dood Johan in 1624 hertrouwde
met de Middelburgse burgemeestersdochter Jacomina (Jaco-
bijntke) de Waert, die hem nog lang overleefde 53Er is ook
nog een Latijns gedichtje van de Groot op een uitreis van
Johan uit Vere 54Een drietal briefjes 55aan Maria gericht
bewijst dat ook deze broer van haar diensten gebruik maakte
om zijn kleren regelrecht uit Parijs te laten komen. Wanneer
zij in de zomer van 1624 weer naar Zeeland komt, logeert ze
bij hem, „alsoo ick tot Antwerpen een brief van hem vondt,
daer in hij mijn schreef dat hij voor een affrondt zoude houden
bijaldyen ick ergens aenders gingh logeren als tot zijnen