63 huyse" 56Zijn zoons57) logeerden in Parijs bij oom en tante de Groot, en de tweede, die evenals zijn vader heette, vergezelde de Groot op zijn laatste tocht naar Stockholm en was de enige bloedverwant, die aan het sterfbed van de banneling stond. De tweede zoon uit het Veerse burgemeestersgezin was Jonas, de vriend van de Groots studententijd. In elk geval moet hij na zijn kennismaking met Maria weer contact met hem hebben gekregen, maar noch in zijn brieven, noch in zijn gedichten wordt zijn naam ook maar één enkele keer genoemd. Men zal goed doen, daaruit geen ongemotiveerde conclusies te trekken. Waarschijnlijk was Martha van Reigersberch 58de oudste dochter, het derde kind van Pieter en Mayken Clais- Zij was in 1583 geboren en trouwde 16 Januari 1600 op haar zestiende jaar met haar tien jaar oudere buurjongen Mr Jacob Campe (1573162559Zijn vader (f 1585), die dezelfde naam droeg, was rentmeester van Philips II (als markies van Vere) geweest, vervolgens schepen (15671569, 1572) en burge meester (1573, 15761578), en tenslotte in 1578 tot gecom mitteerde raad van Zeeland vanwege Vere benoemd. Hij stierf in December 1585 zijn weduwe woonde nog in 1608 naast het huis van de van Reigersbergens in de Kerkstraat. De jonge Jacob, die in 1573 was geboren, was bij de dood van zijn vader dus nog maar twaalf jaar. Al op zijn zestiende jaar werd hij, op 10 Mei 1589, in de faculteit der vrije Kunsten te Leiden ingeschreven. Op 19 Februrai 1598 werd hij gecommitteerde raad van Zeeland, later bovendien raad ter admiraliteit. In 1619 werd hij naar de Dordtse synode afgevaardigd, bewijs van zijn onverdachte rechtzinnigheid. Toen Martha in Sep tember 1620 bij de geboorte van haar negentiende kind stierf, schreef de Groot een epitaphium op haar, en haar man dit vierregelig grafschrift Seven en dertich jaeren was ic oudt. Twintich jaeren was ic wel getrouwt. Negenthien hadd' ic wel gebaert. Het kinderbedd' was myn hemelvaert 60 Als raad ter admiraliteit kon Campe zijn schoonzuster een oorlogsschip beloven om haar van Middelburg naar Holland te brengen, „om de vrienden daer noch eens te besoucken", en order geven dat Maria bij haar komst in Zeeland in Lilloo bij een van de kommiezen kon logeren en dat haar koffers bij

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1949 | | pagina 97