65
van rouwbeklag. ,,Ick heb u.E. man sal. ged. in zijn leven seer
bemint ende hy my niet minder, gelijck hy oock betoont heeft.
Syne memorie houd ick in groote eer ende wenschte yet te
connen instellen, dat deselve waerdigh soude zijn. Ick heb yet
tot een proeve beworpen. 'twelck ick u.E. toesende om de
vrunden te vertoonen. Indien de Latijnsche versen te lang
vallen, men can de laeste twee naelaeten, ende soo 't nogh
corter behoort te wesen, ick wil daertoe arbeyden. Laet het
my weten. Indien ick u.E. oock dienen can in eenige processen,
ick ben daertoe ten volle bereydt" 67)- Uit het vervolg van
deze brief blijkt dat de jonge Pieter de Groot, de naamgenoot
van zijn grootvader van Reigersberch, speciaal in de gunst
stond van het kinderloze echtpaar. De Groot stelde Susanna
daarom voor, hem de naam Campe bij de zijne te laten voeren,
maar klaarblijkelijk heeft zij daarop niet aangedrongen Pieter
heeft het althans levenslang met zijn enkelvoudige familie
naam moeten stellen. Toen Maria in 1626, kort voor haar
bevalling, ernstig ziek werd, nam Susanna de zorg voor de
huishouding gedurende enkele maanden op zich69). Hoewel
Maria al in 1624 schreef, dat zuster Bloncke in geen goed vel
stak68), is ze toch pas in 1640 gestorven. Susanna heeft een
verhandeling geschreven over het weduwschap of de staat der
weduwen, dat haar zwager na haar dood op zich nam uit te
geven, vermeerderd met enkele door hem vertaalde traktaten
van Tertullianus, Ambrosius, Chrysostomus en Hieronymus
over hetzelfde onderwerp 70). Om ons onbekende redenen is
het evenwel niet tot een uitgave gekomen, en het handschrift
schijnt spoorloos verdwenen te zijn. Ook het grafschrift, dat
de Groot op deze schoonzuster maakte, bleef niet bewaard.
Op Susanna volgde Maria, op Maria de jongste zoon
David71), die omstreeks 1591 geboren zal zijn. Toen er in
1608 sprake van was, dat hij naar Leiden zou gaan, vroeg de
Groot aan Heinsius een goede school voor zijn jonge zwager
aan te wijzen. In Mei van het volgend jaar trok de jongen
inderdaad naar Leiden 72waar hij pas anderhalf jaar later,
20 October 1610, in de juridische faculteit werd ingeschreven.
Hij werd in 1617 raad en in 1620 en 1621 schepen van Vere,
in 1626 lid van de Provinciale Rekenkamer en in November
1644 gecommitteerde raad en raad ter admiraliteit van Zeeland
wegens Vere.Toen hij in 1621 zijn zuster en zwager in Parijs
opzocht, gaf de Groot hem voor zijn broer Nicolaes de sleutel
van het geheimschrift mee, waarin zij plachten te correspon
deren 73). Ook David trouwde met een Middelburgse burge-