18 delen, waarvan slechts de tweede over de volle breedte door loopt, liggen de tasvakken, die aan de langszijde door de houten dorsvloer en de afgeschoten koestal (zelden boes ge noemd) begrensd worden. Aan de stalkant loopt het blauwe pannendak lager af en is een muur van IJselsteen gemetseld. De dieren staan weer op een stenen stalbed met de achterpoten op een stoepe (of opstandwaarachter groepe en achter gang. Zij worden vastgemaakt aan stalstaeken (-repen), af wisselend 25 en 75 cm hart op hart, tussen borsthout (onder- balk of spanplaet) en scheerbalk. De laatste is bevestigd aan de tiltebalken, de eerste ligt op het achtermuurtje van de doorlopende drienkens-, voer- of koeiebak. Op het voormuurtje is vaak een laag schot aangebracht, de pui. De voerbak is eerst kort algemeen in zwang en vervangt de verdiepte goot, gebruikelijk bij het Vlaamse-schuurtype. Mogelijk echter is deze toch weer de opvolger van een oudere voerbak, gezien de te bespreken hoeve uit Ouddorp. Langs de tweede deel bevindt zich een dwarsstal voor paarden en in de overblijvende ruimte tot de achtergevel een berging, jongveestal en veulen- hok. Ook dit gedeelte van de schuur is tot de balklaag althans van stenen muren voorzien. Op de wurft (hil) ligt naast de koestal de grote open mestvaalt. Bij verschillende boerderijen is de schuur van de woning gescheiden de kleine bedrijfjes, die meestal van jongere datum zijn, vertonen alle het dwarsdeeltype met gekoppelde elementen. LANGSDEELTYPEN. Ook op de andere eilanden komen enkele uitzonderingen op het dwarsdeeltype voor. In 1804 heeft men bij 't bouwen van de hofstede „Weizicht" aan de Seisweg te Grijpskerke op Walcheren in de losse driebeukige schuur in plaats van de beide dwarsdelen een langsdeel aangebracht, die tevens als wagenberging diende en als opslagplaats voor stro. Het laatste tasvak wordt ingenomen door de paardenstal, die door een kortvloer van het jongvee gescheiden is. Een soortgelijk type is „Molenbaix" tussen Grijpskerke en Oostkapelle. Ook in Vrouwenpolder bevonden zich een twee tal schuren met langsdeel, resp. aan de Schellachse weg uit 1760 en aan de Gapingse weg uit 1820: de eerste bezat dezelfde plattegrond als die te Grijpskerke, bij de andere waren de paarden in het verlengde van de koestanden op-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1951 | | pagina 42