30 met hooibergen zijn afgebeeld51), een ontwikkeling van de Schouwse stolp uit de hooiberg, analoog aan Noord-Holland en Friesland52), Daar de kapberg nimmer ingang heeft ge vonden in Zeeland en de grondtas in de schuur vanouds ge bruikelijk was, kunnen wij deze theorie dan ook even apocrief verklaren als de afbeeldingen op genoemde kaart53). Gezien de plattegrond en doorsnede moet de Schouwse stolp o.i. ontstaan zijn uit de oude Zeeuwse bouwhoeve met aan gebouwde woning en een bedrijfsgedeelte, waarin de balken reeds opgelegd waren, maar de koeien nog in open boxen stonden. In verband met het kleine weidebedrijf werd de tas- ruimte gereduceerd tot een hooivak, de stallen aan twee zijder hier omheen gelegd ofwel ingekort en slechts één dorsvloer behouden. De kamers werden nu naast elkaar geplaatst, zoal; ook op Tolen en Flakkee wel voorkwam, hetgeen in dit geval een praktischer hoofdvorm aan het gebouw gaf. Toen deze centraalbouw omstreeks 1600 ingang had gevonden lag hei voor de hand, dat men de onderdelen om het middenvak zo nodig verwisselde. Een soortgelijk type als de Schouwse stolp is de West-Vlaamse bergschuur met de centrale tas, waarvan de vier zijden achtereenvolgens worden ingenomen door deel jongveestapel, koestal en b.v. een gelegenheid tot maalderij er werktuigberging. Bij de vroegste voorbeelden staan de dieren eveneens in boxen voor twee. In de 19e eeuw heeft men berg schuur en woning aaneengebouwd. Thans is dit bedrijfsgebouw waarbij Claerhout 51) weer Friese invloeden zag. hetgeen door Lefèvre55) werd betwijfeld, vrij zeldzaam geworden. DE OORSPRONG VAN HET ZEEUWSE TYPE. In het begin van deze bijdrage is reeds gezegd dat de enkeling, die de Zeeuwse boerderij summier beschreef, naar de oorsprong ervan slechts giste. Ab Utrecht Dresselhuis liet zijn fantasie vrijelijk gaan, blijkens de volgende zinsneden ,,De landslieden vergenoegden zich overigens met zeer lage houtene woningen, met riet of stroo gedekt, in welke dikwerf 51) Alg. Rijksarchief, Cat. Hingman nr 2767. 52) S. van der Molen, Over de hooiberg en zijn verspreiding in vroeger tijd. (Volkskunde, Nw Reeks, 7e jrg 1948, blz. 102 103). 53) R. C. Hekker, Het hooiberggebied (Volkskunde, Nw. Reeks, 9e jrg 1950, blz. 31—40). 54) J. Claerhout, Colonies frisonnes dans la plaine maritime beige (Ann. Soc. Scientifiques, Brussel, 1921). 55) M. A. Lefèvre, L'habitat rural en Belgique (Luik, 1926), blzv 218 vlg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1951 | | pagina 56