44 heren en voor hun administratie voldoende borgtocht te stellen De vraag omtrent de rechten der ambachtsheren liet deze publicatie voorlopig onbeslist9). Reeds 13 Maart had men in handen van een commissie gesteld het onderzoek of en in hoeverre het jachtrecht en de z.g. herendiensten met de rechten van de mens verenigbaar waren. Meer algemeen wordt zij aangeduid bij een resolutie van 27 Juni 10als „commissie tot het onderzoek van de rechten der ambachtsheeren in hoever dezelve met de gronden der tegenwoordige revolutie overeen komen", later kortweg genoemd commissie tot de zaken van de ambachtsheerlijkheden. Op 4 Augustus werd over de ambachtsheerlijkheden nog een publicatie afgekondigd, waaruit blijkt dat de represen tanten tot hun uiterste verwondering en verontwaardiging hebben gemerkt, dat enerzijds de ingezetenen van sommige plaatsen zich zaken hebben aangematigd, die niet tot hun on vervreemdbare rechten behoorden, maar dat anderzijds enige ambachtsheren, sommigen uit onkunde, anderen met opzet on „hunne antirevolutionaire grondbeginsels staande te houden" zich rechten aanmatigden t.a.v. de dorpsgerechten, die hun niet meer toekwamen. Uitdrukkelijk werd herhaald dat op het bestuur der polders geen inbreuk gemaakt mocht worden. Ten slotte werden ambachtsheren ritgenodigd binnen zes weken op te geven al de rechten en voordelen van hun heerlijkheden, met opgave van schadevergoeding11). Dit alles op voorstel van bovengenoemde commissie. Het punt van schadevergoe ding was het begin van een lange lijdensweg. Men krijgt uit heel de gang van zaken de stellige indruk, dat de nieuwe bestuurders onwennig stonden tegenover de problemen, die de omwenteling meebracht. De benoeming van schout en schepenen was reeds direct aan ambachtsheren ontnomen hoewel dit feitelijk nergens met zoveel woorden blijkt. Gezien de souvereiniteit van het vrije volk was dit echter vanzelf sprekend. De rechten van de ambachtsheren inzake jurisdictie en „huishoudelijke besturing" waren hiermee vervallen. Dr overschakeling in Maart was hoe kon het ook andere zonder richtlijnen in verschillende dorp&n niet geruisloos gegaan. Ingezetenen hadden zich hier en daar te veel rechten aangematigd. In Holland daarentegen had men al spoedig, 9) K. Heeringa. Inventaris Staten en Raden (1922), nr 439. Bij de resoluties van 3 April bevindt zich de minuut-publicatie. 10) Alsv., nr 440. 11) Jaarboeken 1795, p. 5277.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1951 | | pagina 70