BIJ DE WIEG VAN HET POLDER REGLEMENT 1873 DOOR Dr B. D. H. TELLEGEN Azn. De Provinciale Bibliotheek van Zeeland kwam voor enige tijd door aankoop in het bezit van een aantal bescheiden, die bij nadere beschouwing bleken te vormen, of althans deel uii te maken van, het archief ener commissie, welke in 1872 was opgericht om de belangen van de niet-Nederlandse grond bezitters in Zeeland te waarborgen bij de behandeling van het in die tijd aan de Provinciale Staten van Zeeland ter vast stelling aangeboden ontwerp-Algemeen Reglement voor dc polders of waterschappen in Zeeland, De bescheiden, die min of meer chronologisch in één band zijn ingebonden, zijn deels van interne aard, deels zijn het afdrukken van stukken, die destijds reeds aan de openbaarheid werden prijs gegeven Opzienbarende nieuwe gegevens vindt men er niet dat er destijds van Belgische zijde ernstige bezwaren tegen het ont- werp-reglement waren ontwikkeld was bekend evenzeer, daf aan die bezwaren over de gehele linie tenslotte tegemoet war gekomen. Wel is het gehele dossier in zoverre van belang, dat daarin enkele stukken voorkomen, die niet meer in het Pro vinciaal archief terug te vinden zijn of wellicht nooit deel daarvan hebben uitgemaakt en waarvan de inhoud toch niet zonder betekenis is in zoverre als daardoor nog meer licht wordt verspreid over de motieven, die tot het inbrengen van bezwaren hebben geleid, en verder omdat uit deze stukken blijkt van de stappen, die, behalve bij het Provinciaal Bestuur, ook elders zijn ondernomen ter behartiging van de belangen der op posanten. Alles te samen leek de gehele zaak mij van voldoende belang om aan deze stukken een korte beschouwing te wijden. Waarover ging de strijd Gedeputeerde Staten waren bij het ontwerpen van het reglement uitgegaan van de gedachte, dat polders en waterschappen waren publiekrechtelijke instel lingen, waarvan de bestuurders, met openbaar gezag bekleed, binnen de kring, hun aangewezen, deelnemen aan het bestuur van het openbaar huishouden van de Staat. Uit deze stelling hadden zij de slotsom getrokken, dat het natuurlijk gevolg daarvan was, dat die bestuurders niet anders konden worden gekozen dan door hen, die staatsburgerlijke en politieke rech ten kunnen uitoefenen, volgens ons staatsrecht, derhalve alleen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1951 | | pagina 80