IX
In de samenstelling van de commissie voor redactie van het
Archief kwam geen wijziging zij bleef bestaan uit mej. dr
H. C. M. Ghijsen, voorzitster, dr W. S. Unger, secretaris, en
de heer H. Pieters. Zij gaf een nummer over 1951 uit, waarin
o.a. een belangrijk artikel van de heer R. C. Hekker over de
Zeeuwse hofstede.
Wat het museum betreft kan het volgende worden gemeld.
Zoals bekend is een deel der bezittingen door de brand van
17 Mei 1940 verloren gegaan; de belopen schade, berekend
aan de hand van de verzekeringspolis, beliep ongeveer een
halve ton. Nader bleek dit bedrag wegens enkele vergissingen
in de aangifte met een paar duizend gulden te moeten worden
verlaagd. Besprekingen met de secretaris der Schade-Enquête
Commissie leidden uiteindelijk tot het resultaat, dat ongeveer
de helft van het bovengenoemde bedrag, vermeerderd met de
rente hierover sinds de ramp, als werkelijke voor vergoeding
in aanmerking komende schade zou worden erkend. Het rente
bedrag zou ter vrije beschikking worden uitbetaald de schade
vergoeding echter zou worden geschreven op een ten behoeve
van het Genootschap bij de Herstelbank te openen rekening.
Het bedrag voornoemd was beneden de verwachting, en de
blokkering ervan in ons speciale geval weinig aantrekkelijk,
maar toen het Bestuur na moeizame besprekingen gedaan had
weten te krijgen dat het toegezegde bedrag ter vrije beschik
king zou worden gesteld uiteraard met het voorbehoud,
dat het voor aanvulling van het museum zou worden gebezigd
meende het zich bij de gegeven beslissing neer te moeten
leggen en af te zien van een, twijfelachtig, beroep.
Volledigheidshalve worde nog vermeld, dat omtrent even
tuele uitkering door Molest-risico nog niets is vernomen. Komt
het daartoe t.z.t., dan zal deze vergoeding uiteraard een aan
vullend karakter dragen.
Daar de verzekering der voorwerpen afliep, besloten wij
deze niet te laten doorlopen, doch enige veranderingen in de
opzet aan te brengen. Reeds de wijziging in de samenstelling
der muntenverzameling, waarover verleden jaar is gemeld,