2 studenten, die in Keulen tussen 1388 (het jaar van stichting van deze universiteit) en 1468 studeerden, een groot aantal alkomstig uit Goes, nl, 42, terwijl bv. Reimerswaal slechts 29 en Middelburg niet meer dan 28 studenten leverden. Toen in 1426 te Leuven de eerste universiteit in de Nederlanden werd opgericht, begaven zich velen uit Zeeland naar de Brabantse hogeschool om aldaar hun studie voort te zetten. Onder deze Zeeuwse studenten bevindt zich een vrij groot contingent Goesenaren. Voor de periode 14261451 bv. telt men 15 studenten uit Goes, terwijl de getallen voor Reimers waal en Middelburg resp. 14 en 23 zijn3). Enige aanwijzingen omtrent de belangstelling voor studie in het voor-reformatorische Goes kunnen wij verder vinden in de naamlijst der priesters, die in het bisdom Utrecht gewijd zijn van 1505 tot 1519 4In deze jaren werden door Goes 18 candidaten, onder wie 4 magistri, gepresenteerd. Dit steekt niet ongunstig af tegen de getallen uit andere Zeeuwse steden, als Vlissingen 8, Vere 27, Middelburg 25, Het eerste spoor van onderwijs in het Latijn te Goes vinden wij pas na de intrede van de Hervorming (1578). In 1583 nl. kwam een uit Duinkerken gevluchte predikant Petrus Bertius (De Bert) zich in Goes vestigen, waar hij lessen gaf in het Latijn, waarschijnlijk met voorkennis van de overheid 5). Toen hij in 1591 als predikant te Wolfaartsdijk beroepen was, kwam er aan dit onderwijs een eind. Daar de behoefte aan onderwijs in het Latijn eenmaal in het leven geroepen was, besloot men in April 1592 van stadswege een Latijnse rector aan te stellen. Dit is het begin van de stedelijke Latijnse school tc Goes. Tot rector werd benoemd Hubrecht van der Venne, voordien als zodanig werkzaam in Middelburg en vervolgens in Arnemuiden Zijn aanstelling werd, zoals toen veelal gebruikelijk was, in 1593 en 1594 telkens met een jaar ver lengd7). Uit de condities blijkt, dat hij gehouden was niet alleen onderwijs te geven in het Latijn, doch ook in lezen, schrijven en rekenen8). Zoals in vele andere plaatsen was dus de eigenlijke Latijnse school nog niet geheel gescheiden van de 3) De getallen zijn te vinden bij P. J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw (1943). p. 50. 4) Uitgegeven door G. Brom (Arch. Aartsbisdom Utrecht XXIII, 1896, p. 398—471, en XXIV, 1897, p. 1—40). 5) Piccardt, I.e. p. 173. 6) Zie over deze Zuid-Nederlander mijn artikel De Latijnsche scholen te Veere en te Arnemuiden (Archief Z. Gen. 1946, p. 68 sqq.). 7) Not. 13 Juni 1593 en 29 Juli 1594. 8) Piccardt, I.e., p. 173.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1952 | | pagina 44