16
Na enigen tijd bleek het, dat de rector Zacharias Boddingius
niet voldeed. De overheid was van mening, dat haar oogmerk
,,in het minste niet werdt voldaen in den aenqueek van jonge
studenten soo van buiten als van binnen dese stadt" 92Men
besloot hem derhalve met 1 Oct. 1681 te ontslaan, echter op
zeer gunstige voorwaarden 93Hij zou nl. nog twee jaar lang
traktement uitbetaald krijgen, waarvan ..één jaar bij avance"
en een tweede jaar voor het geval hij „van eenigh ampt ofte
beroepinghe onvoorsien sal blijven" 93). Als zijn opvolger werd
]oh. de Bisschop aangenomen, die enige maanden tevoren in
Goes was komen wonen 94). Deze was vroeger Jezuiet ge
weest en had na een veelbewogen leven van 1676 tot 1681
het rectoraat in Veere bekleed, doch was vandaar met ruzie
vertrokken. Hij verbond zich nu „gedurende de twee eerst
aenstaende jaren het voorsegde rectoraet in dese stadt te
blijven bedienen sonder onderwijlen sigh elders te mogen
begeven, en dat sonder van de stadt eenigh tractement of
voordeel te genieten dan alleen den vrijdom van 't stats bier
impost en gebruik van de Latijnse schole" 96Hiermede komt
het royale gebaar tegenover Zacharias Boddingius wel in een
ander daglicht te staan.
Ook van De Bisschop beleefde men weinig genoegen. Toen
in de zomer van 1682 de kinderen solito more geëxamineerd
werden, ontvingen Curatoren een „bejegenynge, niet overeen
komende met het respect, dat hij gemelde heeren Curatores
schuldigh was". Ingevolge hun klachten werd hem door de
overheid gelast „dat hij sigh sorgvuldelijk sal wagten iets te
seggen of te doen, dat met het respect van de gemelde heeren
Curatores niet overeenkomt". Hem werd uitdrukkelijk gezegd
dat hij zich heeft te „reguleren naer soodanige ordres en beve
len, als de voorseyde heeren Curatores sullen goedvinden te
statueren" 97). Hoewel Boddingius alle aanspraken op salaris
na 1 April 1683 liet vallen en De Bisschop van deze datum af
zijn salaris volledig uitbetaald kreeg, vroeg hij reeds in de
zomer van 1683 ontslag aan en vertrok97). Later (in 1696)
was hij weer in Veere werkzaam. In de vacature werd voorzien
door de benoeming van Cornelias Swanenburgh, praeceptor
aan de Latijnse school te Utrecht. Zijn salaris bedroeg 500
met de gebruikelijke emolumenten 98Van hem is verder niets
bekend, en evenmin van Thomas Hoogh, die na Swanenburghs
92) Not. 23 Mei 1681. 93) Not. 17 Dec. 1681.
94) Zie over hem mijn artikel in Archief Z. Gen., 1946, p. 63 sq.
95) Not. 17 Dec. 1681. 96) Not. 17 Aug. 1682.
97) Not. 13 Aug. 1683. 98) Not. 1 Nov. 1683.