18 prijs, als hem doenlijk zal zijn, 't welk des noods door de Raad deeser Stad nader zal kunnen worden gereguleerd". Zodra de rector een zeker aantal jonge mensen in zijn kostschool heeft, moet hij ..omsien naar een persoon, ongetrouwd, van de gere formeerde religie", die bekwaam is om onderwijs te geven in schrijven, cijferen en Frans, en liefst ook in mathesis en geo- graphie en in staat om te letten ,,op een goede educatie der Jongelingen." De rector is verplicht aan deze docent een be hoorlijk gemeubileerde kamer af te staan en „hem aan zijn taefel te admittteren" 110Van al deze fraaie plannen kwam evenwel niets terecht. Wat was het geval Spoedig ver spreidden zich geruchten over de rector „zoo ten opzigte van desselvs conduite als dubieteit van volkomen kundigheid in de Latijnsche taal"111). Naar aanleiding hiervan verzocht men Curatoren „zig op 't nauwkeurigst te informeeren op 't geen ten laste van bovengemelde Heer Rector nopens des selvs kwalijk gedrag werd gedebiteerd en aan d' andere kant denselven zoo exact doenlijk te examineren in de Latijnsche en Grieksche talen en 't geen verder tot zijn schoolonderwijs dependeerd" 111In een rapport 112), dat zij spoedig uitbrach ten, gaven Curatoren als hun mening te kennen, dat De Vlieger wel voldoende kennis bezat om beginners te onder wijzen, doch dat het hem aan die kennis ontbrak, die in een goed rector vereist wordt. Verder gaf hij toe „dat zijn gedrag in den gepasseerden winter niet is geweest zooals een voor ganger der Jeugd betaamde". Voor de toekomst beloofde hij beterschap. De misgreep, die men met deze benoeming gedaan had, is hierdoor te verklaren, dat men had nagelaten De Vlieger, die nog niet bij het onderwijs werkzaam was geweest, vóór zijn aanstelling te examineren, zoals toen algemeen ge bruikelijk was. Spoedig hierna vroeg De Vlieger ontslag. Als „bijzondere gratie" werd hem nog het salaris voor drie maan den uitbetaald113). Nadat Joh. van der Dussen, rector te Weesp, een beroep naar Goes had afgewezen114), werd H. I. Roosen, praeceptor te Breda, benoemd115). Deze bleek een bekwaam docent te zijn. Curatoren, die het winterexamen van de Latijnse school bijwoonden, rapporteerden dat zij te vreden waren „zo over de vorderinghe van dezelve discipulen als in 't bijzonder over de manier van onderwijs van den rector 110) Not. 24 Juli 1773. Ill) Not. 19 Maart 1774. 112) In extenso te vinden in Not. 2 April 1774. 113) Not. 30 April 1774. 114) Not. 30 Juli en 19 Nov. 1774. 115) Not. 14 Jan. 1775. Zie over hem M. A. Nauwelaerts. De oude Latijnse school van Breda (1945), p. 123. Hij werd later rector te Haarlem.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1952 | | pagina 60