40 29 Juli 1401 was Floris van Borsele met ,,die goede lude in den ambocht van Scerpenesse" overeengekomen geen kosten te besteden aan het gedeelte dijk tussen de Vatel- en de Eeweg, tenzij die van Westkerke konden bewijzen, dat het dijksgedeelte binnen het ambacht Scherpenisse lag. Op 1 Au gustus 1401 was deze overeenkomst door Albrecht van Beieren geconfirmeerd2). In 1403 waren Scherpenisse en Westkerke tot een zeker vergelijk3) gekomen. Uit de considerans echter van de overeenkomst van 1575 blijkt duidelijk, dat de geschil len in de 16de eeuw nog niet uit de wereld waren. Dijkvallen en vooral de vloed van 1570 noopten echter tot eenheid. Het gebied van Scherpenisse en Westkerke behoort tot een van de vijf oude kernen, waaruit door aaneenhechting het latere eiland Tolen is gegroeid. Volgens Beekman4) is die gehele oppervlakte (Scherpenisse en Westkerke) niet in eens bedijkt, maar sporen van partiële bedijkingen zijn niet meer te vinden. Hoewel Scherpenisse en Westkerke voor de overeen komst van 1575 in dijkzaken ieder hun eigen beheer hadden (met ruzies over de gemeenschappelijke zeewering), maken de uitkomsten van het karteringswerk van ir S. F. Kuipers het niet zeer waarschijnlijk dat tussen Scherpenisse en Westkerke een dijk of dijken (langs de Ee als grensstroom) gelegen zou hebben. Twee centra van bewoning, ontstaan vóór de bedijking lijkt het meest aannemelijk later behielden deze een zekere zelfstandigheid 5). De in weg veranderde Ee is de grens tussen de beide heer lijkheden, „nog ten huidigen dage" volgens HollestelleB). Als gemeente werd Westkerke met ingang van 1 Januari 1816 met Scherpenisse verenigd. 2) Nass. domeinarchieven, fol. Ï518 nr VII. Transfix. Vgl. hierbij het kaartje in Hollestelle tegenover p. 32. De Vatelweg zal wel doorgelopen hebben tot aan de oorspronkelijke zeedijk. Hoe Hollestelle de kaarten van de oude gesteldheid tekende, leert ons zijn „Levensboek" (getypt ex. aan wezig Rijksarchief in Zeeland) p. 41 ,,Alle eenmaal in gorzen gegroefde geulen en vlieten laten, wat daaraan ook worde verricht, veelal nog dui delijke sporen van hun vroeger bestaan in de kronkelende gangen en flauwe of bezwaarlijk aan te heelen hellingen achter, en elke oude Zeeuw- sche heerlijkheid, in haar omvang niet vervormd, vond in een van deze eenmaal haar grens. Neemt men nu de schier overal waar te nemen strek king en afmeting dier voormalige gesteldheden op, en laat men daarna het thans bestaande wegvallen, dan treedt als van zelf het verledene in hoofdzaak voor ons op". 3) Alsvoren, fol. 1473 nr XXXIX. Chirograaf. 4) A. A. Beekman, Geschiedkundige Atlas van Nederland, Zeeland III (1921) p. 92. 5) Volgens mededeling van mevr. dr A. W. Edelman-Vlam, waar voor mijn vriendelijke dank. 6) T.a.p. p. 25.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1952 | | pagina 82