91
Meer als gevolg dan als oorzaak der achteruitgang is bo
vendien het aantal boerenkleermakers, jakkennaaisters en
mutsenopmaaksters sterk teruggelopen, zodat men bij het ver
vaardigen van kledingstukken ten plattenlande werkelijke
moeilijkheden ontmoet1).
Hoewel deze verschijnselen zich reeds op het eind der
vorige eeuw begonnen te openbaren het bovengenoemde
gedenkboek van 1894 wees er al op trad het aanvankelijk
nog maar sporadisch op. Thans doet het zich zo veelvuldig
voor, dat wij hier helaas ook aandacht moeten schenken aan
de verdwijning der klederdrachten.
De mannendrachten van Noord-Beveland en Cadzand vie
len het eerst ten offer, terwijl ook het Hulster vrouwencostuum
aan het begin dezer eeuw, op een enkele uitzondering na,
reeds was verdwenen. Bij de Walcherse en Zuidbevelandse
dracht waren het ook weer de mannen, van wie omstreeks de
eerste wereldoorlog reeds velen op ,,ulder burgers" gingen.
Nadien voltrok het proces zich sneller. Het werd ook merk
baar in de kleding der kinderen (zie hierna p. 125) en in de
laatste jaren hebben zeer vele jongere vrouwen het landseigen
costuum vaarwel gezegd alleen de vrouwen, die de drempel
van de middelbare leeftijd hebben overschreden, gaan er niet
zo gemakkelijk toe over. Zo is het te voorzien dat over 25 jaar
de klederdrachten in ons gewest volkomen tot het verleden
zullen behoren. Momenteel heeft het nog stand gehouden in
Walcheren en Zuid-Beveland, in geringere mate in het land
van Axel, waar het nog door vrouwen zowel als door mannen
wordt gedragen, hoewel het ook hier in de laatste jaren sterk
is afgenomen. Dan volgt Cadzand, waar uitsluitend vrouwen
nog het costuum dragen, terwijl in Noord-Beveland, Schou
wen en Tolen slechts de mutsen nog aan de dracht herinneren.
Dit overblijfsel zal echter over luttele jaren verdwenen zijn,
gelijk de Hulster muts reeds tientallen jaren tot het verleden
behoort.
Volledige dracht, d.w.z. die door een gehele familie wordt
gedragen, treft men in Zeeland vrijwel niet meer aan. Het valt
natuurlijk zeer te betreuren dat de drachten verdwijnen, maar
het is een logisch verschijnsel en wij kunnen de klok niet
1De vaak vernomen klacht, dat de boerenkleding duur zou zijn, is
minder juist. In aanschaf moge zij duurder zijn dan die der burgers, daar
tegenover staat dat zij langer meegaat. In sterke mate geldt dit voor de
sieraden, waarbij men voor kinderen uit eigen voorraad putte, zodat alleen
op latere leeftijd aanvulling nodig was. Maar de som der kosten blijft
over een mensenleeftijd gerekend altijd ver beneden die van de burgerdracht.