92
terugzetten. Zij zijn nu eenmaal ,,uit den tijd", en de ver
dwijning is niet te stuiten. Mutsenplooimachines noch de
werkzaamheden van de Vereeniging tot behoud der Zeeuw-
sche kleederdrachten zijn in staat geweest remmend te werken.
Een kunstmatige instandhouding is bovendien uit den boze
omdat hierin een element van dwang schuilt. Waar sprake
is van dwang, daar ontwikkelt zich tegelijk een neiging om
daaraan te ontkomen, en dat zou in dit geval kunnen leiden
tot een costuum, dat met alle begrippen van klederdracht spot.
Men beware ons voor een klompendanscostuum waarbij de
kleren niet worden gedragen doch gesleept en de gore mutsen
een aanfluiting vormen van het summum van helderheid der
levende dracht
Wij zullen ons dan ook, hoezeer ongaarne, vertrouwd moe
ten maken met de gedachte, dat onherroepelijk het tijdstip
zal aanbreken waarop wij ook deze bijdrage in de resterende
schoonheid van onze provincie, die reeds op velerlei wijze
werd geteisterd, zullen moeten missen, een tijdstip, dat door
de ramp van 1953 ongetwijfeld nog nader is gekomen. Des te
meer klemt de noodzakelijkheid en de plicht, eer het heel en
al te laat is, in woord en beeld vast te leggen hetgeen ons
staat te worden ontnomen. De hier volgende bijdragen zijn
uit deze overweging ontstaan.
I. DE WALCHERSE DRACHT
A. De mannendracht
De kleding der mannen deed vroeger voor die der vrouwen
niet onder en door de rijke burgermodes uit de 18e eeuw
waren de costuums der boeren dienovereenkomstig veel kleu
riger en rijker dan tegenwoordig. Het stemmige zwart van
thans moge enigszins worden opgefleurd door de gekleurde
halsdoek, de gouden knopen en de zilveren broekstukken,
doch deze zijn niet in staat die schilderachtigheid aan het
costuum te geven, die eertijds door de gekleurde hemdrokken
met zilveren knopen werd bereikt. De tegenstelling is inder
daad zeer groot en het kost enige moeite vertrouwd te raken
met de gedachte dat de 18e eeuwse boer een blauwe of bruine
rok heeft gedragen, een chamois broek of appelbloesem hemd
rok. Maar de boedelbeschrijvingen zijn in dit opzicht duidelijk
genoeg.
Behalve in kleur heeft het mannencostuum ook in vorm
verandering ondergaan, welke vooral tot uitdrukking is ge
komen in de broek en het hoofddeksel.