98
van deze broekstukken wordt gevormd door een kabel.
Broekstukken welke zelden voorkomen zijn die met de af
beelding van Prins Willem IV en Prinses Anna van Han
nover. Zij zijn voorzien van een kabelrand en dragen het
opschrift WILH. CAR. FRIS. PRINS. ANNA MAG. BRIT.
Sommige werden ook vervaardigd naar gedenk- of huwe
lijkspenningen. Een heel mooi exemplaar, dat destijds in
Westkapelle in de grond is gevonden, was vervaardigd naar
een algemene huwelijkspenning van P. van Abeele, een be
gaafd stempelsnijder en medailleur, die werkte van 1634 tot
1684. Het draagt het opschrift, beginnend rechts boven en om
gaand met de wijzers van de klok ,,Mijn Lief Ontvangt Mijn
Brandent Hert, Dat vor Trov Gegeven Wert Op deze
voorstelling biedt de man een vlammend hart, dat hij in de
linkerhand houdt, aan de vrouw aan.
Broekstukken met de afbeelding van Frederik de Grote
te paard komen eveneens voor en hebben tot opschrift
FREDERICUS BORUS. REX ET PROTESTANTIE DEFENSOR.
Een gedenkpenning van Frederik de Groote op zijn over
winningen bij Praag in 1757, vervaardigd door J. G. Holtzhey,
diende in 1774, vermoedelijk ter herinnering aan de twee
honderdjarige bevrijding van Middelburg, een Middelburgse
zilversmid tot model1). Naar de afbeelding hiervan maakte
hij twee loden modellen die bestemd waren om in drukzand
te worden geperst, waarin zilveren broekstukken eertijds wer
den gegoten. De tekst van de oorspronkelijke penning is op
de loden modellen vervangen door het jaartal 1774 en de
woorden des Vredes.
Ook aan de Bijbel werden voorstellingen ontleend, nl.
Salomons rechtspraak en de Samaritaanse vrouw.
Thans is de meest gangbare vorm die met het Nederlandse
wapen, al dan niet met opschrift CONCORDIA RES PARVAE
CRESCUNT.
Voorts is er nog een bolle vorm bekend, doch deze is
nimmer algemeen geweest. In dit verband zij vermeld dat de
bewering, als zouden Nieuwlandse en Zuidbevelandse broek
stukken van filigrain oude Walcherse zijn, op zijn minst twij
felachtig is. Vooreerst hebben wij daarvan nimmer een tastbaar
bewijs gezien, maar ook worden zij in oude boedelbeschrij
vingen niet genoemd. Deze spreken wel, onderscheid makend
naar de uiterlijke vorm der sieraden, van effen en draadwerkse
1Zie het artikel hierover van Marie G. A. de Man in Tijdschrift
voor Munt- en Penningkunde 1905 p. 202 vlg.