100
's winters werd gedragen. Hij was vervaardigd van bomba
zijn, serge of pilow, zeldzamer van laken, en deed in het
derde kwart der vorige eeuw nog slechts bij begrafenissen,
doop, avondmaal e.d. gelegenheden dienst.
De schansloper.
Eveneens een lange jas, die bij barre koude werd gedragen.
Deze was gevoerd en overtrokken met blauw laken of blauwe
vrieze. Hij kwam tot aan de enkels en had geen split, terwijl
de garnering bestond uit een fluwelen kraag en een belegsel
van twee witte koorden op iedere mouw, terwijl de jas hier
mede ook van onder aan de zoom was afgezet. Verder was hij
voorzien van schuine zakken. Waarschijnlijk is het een 19e
eeuws kledingstuk, dat in de tweede helft ervan ook weer uit
de mode is gegaan en uiteindelijk nog slechts bij begrafenissen
werd gedragen.
Het horloge.
Evenals in de burgerdracht droegen de boeren het horloge
aanvankelijk op de buik. De broek was daartoe voorzien van
een klein zakje, de „arlosiebeuzewaarin het horloge werd
gedragen met de ketting er buiten. In de 18e eeuw zullen zij
bij de boeren nog niet algemeen zijn geweest, want de ver
meldingen zijn niet zeer talrijk. In die boedels, waarin het
horloge reeds voorkomt, wordt dit meestal vermeld, voorzien
van een stalen ketting, maar zilveren kettingen waren toch ook
bekend. Dit waren kettingen, samengesteld uit ruitvormige
stukjes zilver en schakels, onderbroken door een zwaar zil
veren vierkant, versierd met een voorstelling van een haan
(symbool der waakzaamheid), Hyeronimus en de leeuw e.a.
Onder aan de ketting hingen verschillende landbouwattri-
buten, t.w. een ploeg, eg, roskammen etc., en het horloge
sleuteltje (afb. 16). Het horloge zelf was een dikke knol in
een gedreven zilveren kas, die op de achterzijde een mytholo
gische of bijbelse voorstelling droeg. In de vorige eeuw droeg
men het horloge in de zijzak van de broek, eveneens met de
ketting er buiten, doch deze was inmiddels eenvoudiger van
uitvoering geworden, terwijl hij de attributen miste en in
plaats daarvan, behalve van het sleuteltje, van twee signetten
was voorzien.
Messen.
In een dubbele rijkbewerkte lederen schede, voorzien van
een jaartal, droeg men een mes en een vork met heften van