104
gingen dragen, terwijl de overige dorpen geleidelijk volgden
en eerstgenoemde voorbijstreefden, zodat men thans de groot
ste kapsels ziet dragen in Oostkapelle en Serooskerke.
Op de ondermuts volgde de bovenmuts, die, van langette
vervaardigd, thans nog wordt gedragen. De kanten muts ging
in de eerste helft van de vorige eeuw reeds uit de mode, doch
werd tot 1890 nog wel door enkele bruidjes gedragen. Deze
kanten mutsen waren vervaardigd van Antwerpse kantde
motieven zijn ontleend aan de oude kerkelijke kanten met de
voorstelling van de Verkondiging. Maria en de Engel der
Verkondiging zijn hieruit weggelaten, doch de duif als sym
bool van de Heilige Geest is in het patroon verwerkt, evenals
de lelie waarmede Maria vaak wordt afgebeeld, terwijl op
een van de in ons bezit zijnde kanten zelfs nog een monstrans
voorkomt.
Al deze motieven werden echter geleidelijk vervormd, zodat
de duif zich in de latere kant vertoont als een kievit, waarom
deze wel kievitskant wordt genoemd. In de 19e eeuw komen
zij ook voor met zwanen en strikken, maar hoewel op zichzelf
heel mooi, is deze kant minder volmaakt.
De bol van de muts is vervaardigd van fijn batist en voor
zien van fijne lengteplooitjes die, nadat de muts gewassen,
gesteven en gestreken is, thans met een koperen tangetje,
doch in de vorige eeuw nog met de nagels werden aangebracht.
Na deze bewerking wordt het stroplint, waarvan de bol van
onder is voorzien, dicht getrokken en de gehele geplooide bol
naar binnen gevouwen.
Toen de muts in de vorige eeuw veel dieper op het hoofd
was geplaatst, stak de bol enigszins buiten de kant of langette
uit. Bij de tegenwoordige mode kan de bol verder naar binnen
worden geschoven, zodat zij geheel tussen de gesteven en
geglansde langette schuil gaat.
Het oorijzer.
Wanneer op het eind van de 17e eeuw en in het begin der
18e eeuw meermalen in boedelbeschrijvingen melding wordt
gemaakt van een „silver oorijser", zonder nadere aanduiding,
en daarnaast van „silvere oorijsers met gouden stukken", dan
is in het eerste geval nog sprake van het eenvoudige steunsel
in de muts, zoals de deftige burgerij dit droeg en tot welke
vorm alle vaderlandse oorijzers zijn terug te brengen. Ook het
Friese oorijzer, dat zich ontwikkeld heeft tot een gouden helm,
gaat tot deze oorsprong terug, hetgeen aan de hand van een
verzameling Friese oorijzers kan worden bewezen.