109 en gevoerd hebben tot een nieuwe mode. Voor de betreffende streek moge de oorsprong hiervan met zulk een toevallige omstandigheid misschien in verband zijn te brengen, in haar algemeenheid gaat deze bewering niet op. Want voorhoofds- naalden komen de gehele 18e eeuw in Zeeuwse boedelbeschrij vingen voor en wij vonden ze ook reeds in de 17e eeuw ver meld. Niet alleen de Walcherse, ook andere drachten kennen de naald, en eveneens de burgerdracht, waaraan zij ontleend zal zijn. Wij vinden haar o.a. in de boedel van Michiel Adriaanszoon de Ruyter van 1677. Tot en met het eerste kwart der 18e eeuw komen deze sieraden ook in zilver voor, o.a. in een Grijpskerkse boedel van 1725 en een Veerse van 1695. De Walcherse boerinnen hebben ze nog de gehele 19e eeuw gedragen. Ongehuwden droegen ze links en gehuwden, voor zover zij die na haar huwelijk nog droegen, rechts. Behalve bij het spelerijden en ter kermis werden zij ook des Zondags bij de kerkgang gedragen. De waarde van een gouden naald werd in de boedel van Johanna Adamse, echtgenote van Willem Revers, molenaar te Serooskerke, door de goudsmid Hendrik Hackenberg in 1770 geschat op £2.2.- (ruim 12 gulden). Koralen. Om de hals droeg men vroeger overwegend één snoer bloedkoralen dat gesloten werd met een gouden oogtjeen een „capittelstokje'de kralen hadden de grootte van de tegenwoordige Zuidbevelandse. Behalve van deze vonden wij een enkele maal melding gemaakt van zwarte kralen, hetgeen rouwkralen geweest kun nen zijn, en van ,,twee rijen bloedkralen, met een goud slootje", en verder van kralen met een draadwerks haak en oog, of met een zilver slotje. Toen de kralen kleiner en in drie en vier rijen werden ge dragen, hetgeen ook reeds in de 18e eeuw geschiedde, kwamen rijkere sloten in zwang en vinden wij melding gemaakt van gouden ,,kroonsloten" en gouden sonnewijsertjesterwijl in de 19e eeuw de platte ovale gouden zeugen van filigrain alge meen werden. Oudere vrouwen bleven echter tot het eind van de vorige eeuw nog wel het eenrangs collier dragen. In de 19e eeuw zullen ook granaten hun intrede hebben gedaan, aangezien zij in de 18e sporadisch voorkomen ook verschijnen dan de grote, met granaten bezette zeugen. In het midden der 19e eeuw begonnen de zeugen terrein te

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 135