113 Waarschijnlijk omstreeks 1850 komen de veel kortere jakken in de mode, welke ook kortere mouwen hadden, die echter in vergelijking met de huidige erg lang lijken. Zij bleven voor lopig kleurig en werden in het laatst van haar bestaan kermis- jakken genoemd, omdat zij toen alleen nog bij deze gelegen heid en bij het spelerijden werden aangetrokken. Kermissen waren in vroeger tijd belangrijke gebeurtenissen in het volksleven. Men nam hieraan in vol ornaat deel en zij werden zelfs door kerkelijke mensen voorgestaan. In Domburg werd de kermis de avond tevoren met muziek ingetrommeld en de veldwachter ging tegen kermistijd rond om te zien of stoepen en tuintjes proper en de paden geharkt waren. Des Vrijdags, de eerste dag van de kermis, tooiden de jonge meisjes zich met de gouden naald, spelden en strikken en gingen gekleed in een witte beuk en een „sajettedoekje Dit laatste was gemaakt van neteldoek, versierd met rode of paarse noppen. Hierbij droeg men het kermisjak en als bovenrok nog een speciale greine kermisrok met smalle witte en brede groene strepen, gedekt door een gekleurde schort. 's Zaterdags werd een nog mooiere witte beuk aangetrokken meteen kanten strook en werd het sajettedoekje vervangen door een van wit neteldoek. Dit costuum werd ook nog de daarop volgende Zondag bij de kerkgang gedragen, maar werd behalve bij spelerijden de rest van het jaar niet meer aangetrokken. De jakken waren aan de mouwen afgezet met een strook zwart, soms blauw fluweel met geschoren bloemen, dat echter op vele nog aanwezige kermisjakken ontbreekt, daar het uit zuinigheidsoverwegingen voor andere doeleinden is aange wend toen deze jakken op het eind van de vorige eeuw uit de mode gingen. Een ander voorbeeld van zuinigheid toont ons de voering der jakken waarvoor vaak een stuk van een oud grein keus of bedsteegordijn werd gebruikt. Als men zich realiseert welk een moeizame arbeid is gelegen tussen vlasvrucht en lap linnen, dan laat het zich begrijpen dat men de schaar zo weinig mogelijk gebruikte, zodat de oudste kledingstukken hieraan zijn te herkennen dat zij be staan uit onversneden lappen, die nadat zij versleten waren nog wel een goede strook bevatten welke voor een ander doel kon worden gebruikt. Het tegenwoordige Walcherse jak wordt dienovereenkom stig nog op de oude wijze uit een lap stof gevouwen en ge naaid. Zij worden thans vervaardigd van zwart Frans merinos en op de mouwen afgezet met een brede fluwelen band. Ook komen jakken voor, geheel van fluweel gemaakt, doch deze

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 139