3
geplaatst. Naast deze „goede" stonden de zgn. smalsteden,
die onder particuliere heren stonden en geen deel uitmaakten
der Statenvergadering in de landsheerlijke periode waren dat
Vere, Vlissingen, Westkapelle, Domburg, Brouwershaven,
Kortgene en Sint-Maartensdijk, na 1574 ook nog Arnemuiden.
De onderlinge betekenis der steden in deze periode blijkt uit
de verhouding, waarin zij bijdroegen tot het schot Middel
burg en Zieriksee ieder 25, Reimerswaal, Goes en Vere elk 10,
Tolen 5, Westkapelle 4, Vlissingen 3, Brouwershaven, Kort
gene en Sint-Maartensdijk elk 2y2, en Domburg x/ï ten
honderd.
De Opstand, die zoals men weet althans in staatkundig
opzicht eer behoudend dan revolutionnair was, bracht ten
aanzien van de Zeeuwse staten toch diepingrijpende verande
ringen. Het eerste lid, de prelaat, was uiteraard weggevallen
het lid der edelen werd nu door de Eerste edele alleen ver
tegenwoordigd, wat eigenlijk al sinds 1543 het geval was,
toen Maximiliaan van Bourgondië, heer van Vere, de enige
edelman was geworden die zitting had in het college van
Prelaat en Edelen. De steden daarentegen waren thans zes in
getal Middelburg, Zieriksee, Goes, Tolen, Vlissingen en
Vere, die ieder één stem kregen. Dat Vlissingen, in strijd met
wat vóór 1572 gebruik was, voorrang had boven Vere, was
waarschijnlijk een gevolg van de omstandigheid, dat deze stad
het eerst van alle Zeeuwse steden het Spaanse juk had afge
schud. Uitgevallen was het grotendeels verdronken Reimers
waal, dat bovendien tot het laatst de partij van de Koning
had gehouden. Meer dan twee eeuwen zouden deze zes steden
het politieke bestel van het gewest beheersen. De Prins van
Oranje, wien tenslotte de functie van Eerste edele was toege
vallen, en die door de aankoop van het markiezaat van Vere
en Vlissingen in 1581 ook deze steden in de hand kreeg, en
dus drie van de zeven stemmen kon uitbrengen, waarbij zich
gemakkelijk een der andere voegde, kreeg in de Staten een
belangrijke positie. Te meer nog daar in eerstgenoemde kwa
liteit het voorzitterschap hem, of juister zijn vertegenwoor
diger, door de steden werd toegekend, die het aan de trotse,
het langst Spaans gebleven, hoofdstad niet gunden. In 1599
echter werd het presidium aan de pensionaris van Zeeland
opgedragen.
De zege der stedelijke burgerij was alzo in Zeeland na 1574
volkomen. Maar geheel onaangevochten bleef de macht der
steden toch niet. De overwegende invloed, die de Walcherse
steden in het bestuur van de polder Walcheren uitoefenden