122
vormig motief, dat horizontaal of verticaal op de ring werd
aangebracht, afgewisseld met gouden noppen. In deze vorm
kwamen zij op het eind der vorige eeuw nog algemeen voor
en werden door goudsmeden dopringen en in de volksmond
gewerkte ringen genoemd. In die tijd droeg men een gouden
trouwring welke soms een breedte had van 3 cm, en bovendien
nog een effen en twee gewerkte ringen als boven omschreven,
die van gelijke breedte waren. Een effen ring kregen jonge
meisjes op ongeveer veertienjarige leeftijd tussen het veer
tiende en achttiende jaar kwamen de overige er bij, terwijl de
effen ring soms weer door een gewerkte werd vervangen.
Behalve deze ringen, die men aan middel- en ringvingers
droeg, werd bij uitzondering soms een der wijsvingers van een
zgn. burgerringetje voorzien. De trouwring, die de vrouw bij
het huwelijk van haar man ontving, was evenals de effen ring
bol van vorm en droeg aan de buitenzijde de initialen van de
vrouw, of van man en vrouw beiden. Bij de fraaiste exem
plaren waren deze aangebracht in stippelwerk en binnen een
cartouche gegraveerd.
Het laat zich verstaan dat deze ringen in hun overdreven
grootte zeer ongemakkelijk waren in het dragen, ook al ge
schiedde dit alleen als men uitging en des Zondags. Een
gevolg daarvan was en dat is waarschijnlijk zonder pre
cedent dat de trouwring uit de mode ging en de vrouwen
het bestonden dit symbool voor het leven te vervangen door
een smaller exemplaar. De gewerkte ringen ondergingen het
zelfde lot en verdwenen eveneens in het begin van de jaren
negentig.
Reukdozen, snuifdozen, pepermuntdozen etc.
Deze behoorden tot de overige kleinodiën, en hiervan was
het reukdoosje een gegraveerd of draadwerks zilveren doosje,
dat een met odeur bevochtigd sponsje bevatte en daarom ook
wel sponssiedoosje, lodderijn- of louwdereyndoosje genoemd
werd. een vervorming van eau de la Reine. Zij waren de ge
hele 18e eeuw in de mode en hielden stand tot diep in de 19e.
In sommige gevallen waren zij zowel aan de onder- als boven
kant voorzien van een deksel en in het midden door een wand
gescheiden, zodat zij plaats boden aan twee sponsjes met
verschillend odeur en men naar believen aan deze sponsjes
kon ruiken wanneer men deze doosjes in gezelschap liet rond
gaan.
Reukdoosjes kwamen in grote verscheidenheid voor. In de
vorm van boekjes, mandjes, speldenkussens en zelfs in de