126 den, bleek echter het aantal kinderen, dat tot de burgerdracht was overgegaan, in alle dorpen grootx). Al viel nog steeds te constateren dat de meisjes de dracht langer trouw bleven dan de jongens, ook van de meisjes in costuum was het percentage sterk teruggelopen. De achter uitgang in Westkapelle bedroeg voor de jongens ruim 29 doch voor de meisjes slechts 2.2 Liet dit laatste nog enige hoop, reeds enkele jaren daarna zou, door het intreden van de oorlogstoestand en de daarmede gepaard gaande schaarste aan boerenkleding, de algehele verdwijning een feit zijn. Een derde enquête is niet meer nodig. Thans zijn geen jongetjes meer in dracht, terwijl het aantal meisjes zo gering is dat zij tot een bezienswaardigheid zijn geworden en waar schijnlijk voor geheel Walcheren op de vingers van één hand kunnen worden geteld. Niet alleen omdat de beschouwing der kinderdrachten in deze bijdrage past willen wij deze nader omschrijven het is ons gebleken dat de herinnering eraan sterk begint te vervagen en een onderzoek naar gegevens hierover nu reeds moeilijk heden ontmoet, om van het verzamelen van kledingstukken niet eens te spreken. Een nadere uiteenzetting is dus zeker gewenst. Aangezien de beschrijving der boedels bovengenoemd ten behoeve der kinderen geschiedde, zullen hun kleren hieronder niet begrepen zijn geweest en is hiermede de afwezigheid van kinderkleding in boedelbeschrijvingen verklaard. Toch troffen wij in de vele boedels, welke het voorwerp van ons onderzoek zijn geweest, een enkele maal een kledingstuk van een kind aan. Het is niet onmogelijk dat in dergelijke gevallen sprake is van kleding van vooroverleden kinderen, die derhalve in de nalatenschap der ouders vermelding vonden. Vermeldingen als 8 trekmutsen van 't kint in een boedel van 1725, of een beugeltas van het kind Janna, kinderschoen gespen, kinderstiklieven etc. zijn echter zo schaars, dat mede wegens het ontbreken van afbeeldingen met betrekking tot de kinderdracht in de 18e eeuw geen conclusies kunnen worden getrokken. Een grote overeenkomst met de dracht der vol wassenen mag echter worden verondersteld. Dat in de 19e eeuw de kinderdracht er een was van muts, jak. doek en beuk, rok en schort en daarin overeenkwam met de dracht der volwassenen, zoals ook blijkt uit een prent bij 1) Zie diens artikel in De Wandelaar van 1938 p. 89 vlg. In kaartbeeld gebracht bij J. de Vries, De wetenschap der volkskunde (1941 p. 51), waar echter t.a.v. de meisjesdracht de voorstelling onjuist is.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 152