128 hemelsblauw ondermutsje, dat alleen het achterhoofd omsloot. Meisjes droegen de mutsen tot zij op ongeveer veertienjarige leeftijd de trekmuts der volwassen vrouwen gingen dragen De bovenkleding van kleine kinderen, zowel jongens als meisjes, bestond enkele weken na de geboorte uit een wit beukje en een wit neteldoekje, welke onder een lange jurk met korte mouwtjes werden gedragen. Hierover droeg men een lang wit schort dat van onder omzoomd was met een punt van feston, terwijl in de taille een brede band strak was aan gezet, waardoor het ruimere bovenlijf een blouse-achtig aan zien kreeg. Het hoofdje werd gedekt door een bont katoenen mutsje, het zgn. pollemusje, dat bestond uit een bol en een pas. Buitenshuis werd dit vervangen door een gebreid of gehaakt mutsje van wit katoen, waarin blauwe kraaltjes werden ge breid of genaaid (zie afb. 6 en 7). Des Zondags of wanneer men uitging droegen de meisjes in de vorige eeuw mutsjes van tule, waarvan de bol was voorzien van wit tamboereerwerk, terwijl de pas over de gehele lengte voorlangs was versierd met een geplisseerde strook, eveneens van tule, en de rest van de pas met een geplisseerd en gebro cheerd zijden lint. Nog oudere mutsjes weken van deze vorm van bol en pas af en werden vervaardigd uit vijf of zes puntvormige stukjes gekleurd katoen of Zaans stikwerk, waarvan de punten elkaar in het midden van de muts ontmoetten. Mutsen, aldus samen gesteld uit vijf punten, werden gedragen door meisjes en die met zes punten door jongetjes. Ongeveer op tweejarige leeftijd, wanneer de kans op vallen minder groot werd. gingen de meisjes reeds een oorijzer dra gen. Voorlopig echter nop in een ondermutsje, gedekt door een wit gebreid of gehaakt bovenmutsje. Op vierjarige leeftijd, soms vroeger, al naar de grootte van het kind. werd het gekleed in het jak en kreeg het tegelijker tijd de staartmuts op, terwijl jurk en witte schort werden afgelegd en de bovenkleding ook gelijk werd aan die der grotere kinderen. Totdat de meisjes de trekmuts gingen dragen droegen zij een platte kuif, die in het midden een spleet vertoonde welke werd verkregen door het haar in twee delen langs onder ach terwaarts te kammen, waarbij deze strengen elkaar op de 1) Enkelen van haar bleven tot het einde de lange muts trouw, zoals vroeger in Middelburg's ambacht. Zie hierna p. 132.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 154