137 katastrophe overleefd hebben, zijn sedert de Romeinse tijd doorlopend bewoond gebleven. Wij kunnen dit althans met reden vermoeden van Schou wen 7en met zekerheid bewijzen van Walcheren. Wij denken hier natuurlijk aan de bekende vondsten van Domburg. Om ons een oordeel te vormen over de vondstomstandigheden van de voorwerpen uit Domburg, die in het museum van het Zeeuwsch Genootschap bewaard worden, zijn wij uitsluitend op oudere berichten aangewezen, want sinds 1867 is de laatste vindplaats daar door de zee verzwolgen. Wat in die oude berichten is opgetekend, is in 1899 samengevat door mej. M. de Man8). Zij heeft ook nog bijtijds enkele waardevolle gegevens kunnen verzamelen door oude mensen, die toen nog in leven waren, te vragen naar wat zij zich over de in hun jeugd gedane vondsten herinnerden. In 1936 heeft mej. de Man nog een afzonderlijk opstel aan de munten van Domburg gewijd 9 Allereerst kwam in 1647, toen bij een zware storm een stuk van de duinen weggeslagen werd, ten N.W. van Domburg een Romeinse nederzetting van onder de duinen te voorschijn huisfundamenten van kalksteen, palissaderingen, tegels van gebakken aarde, rood Romeins aardewerk (terra sigillata) en de overblijfselen van een ronde tempel, blijkens een groot aantal daarbij gevonden wijreliefs gewijd aan de godin Neha- lennia en mogelijk ook aan andere goden, want er werden ook wijdingen aan Jupiter, Neptunus, Hercules en Victoria ge vonden. Ook vond men een aantal gave Romeinse munten, merendeels geslagen tussen 80 en 192 na Chr. Dat deze nederzetting bij Domburg een zeehaven geweest moet zijn, van waaruit handel gedreven werd op Britannië, bleek o.a. uit een wijding van een negotiator cretarius Brittannicianus een handelaar in aardewerk op Britannië, waarin deze zijn dank betuigt voor de goede overkomst van zijn waar. Enige jaren later vond men, vlak vóór Domburg, sporen van een kanaal en ten N.O. van het dorp, tegenover Duin vliet, resten van een dorp, dat men blijkbaar toen al als een 7) J. A. Hubregtse, De Frankische nederzettingen in de duinen van Schouwen, (Oudh. Med. N.R. IV (1923)). Het is niet altijd zeker, of Hubregtse's determinaties van scherven wel juist waren. m.n. van de Romeinse en Merovingisch-Karolingische bewoning onder de tegenwoor dige duinen van Schouwen staat echter in elk geval volkomen vast. 8) M. G. A. de Man, Que sait-on de la plage de Dombourg (Tijd- schr. v. h. Ned. Genootsch. v. Munt- en Penningk. 1899). 9) De munten, tot nu toe op en in het strand bij Domburg gevonden etc. (Archief Zeeuwsch Genootschap, 1936).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 163