10 De natuurlijke verheffing, die het knooppunt vormde van twee Walcherse ruggen" thans Noordweg en Seisweg, zich voortzettend in de Segeersweg is, vermoedelijk kort vóór of in de Karolingische tijd, opgehoogd tot een heuvel, die voor het ontstaan en de oudste ontwikkeling der stad van fundamentele betekenis is geweest. Aan de noord- en oostzijde werd deze omspoeld door een natuurlijke waterloop, de Arne, aan de zuid- en westzijde werd de cirkel vermoedelijk reeds toen gesloten door het graven van een gracht tot in onze tijd hield de straatnaam de Wal, aan de binnenzijde daar van gelegen, de herinnering aan het beloop der oudste ver sterking levendig. Bij de jongste opgravingen zijn in deze oudste burg het woord wordt hier gebruikt in de zin van omheinde woonruimte, niet in de beperkter betekenis van sterkte waarvan de middellijn ongeveer 200 m bedroeg, sporen van bewoning aangetroffen. Gevonden werden o.a. standsporen en fragmenten van woningen (afb. 2), resten van gebruiksvoorwerpen, met name scherven van Pingsdorfer aardewerk, die de conclusie veroorloofden dat deze burg, evenals die welke te Souburg enige jaren daarvoor was aan getroffen, uit het midden der 9e eeuw dateerde. Omtrent zijn juiste betekenis hebben wij echter geen absolute zekerheid. Doch hoewel de mogelijkheid open moet worden gelaten dat het hier een burg betreft, door de Vikingen, die zich in deze streken hadden gevestigd was niet een hunner, Harald of Heriold, in 841 met Walcheren beleend gesticht tegen de aanvallen hunner later komende landgenoten, het meest aan nemelijk lijkt het dat deze versterking heeft behoord tot de verdedigingswerken, die de Keizer omstreeks 836 jaar van hun eerste optreden in deze streken hier tegen de Noor mannen heeft doen oprichten. Een paar eeuwen later, toen de terp wederom ruim ander halve meter was opgehoogd haar hoogte bedraagt thans 7 m N.A.P. was deze burg ingeschakeld in de bestuursorga nisatie dezer streken. Hoewel er geen sporen van zijn gevonden is het geoorloofd met prof. Huizinga aan te nemen, dat hier als hoofdplaats ener Vlaamse kasselrij1) in 1012 werd Boudewijn IV door de Keizer met Walcheren beleend een grafelijk castrum moet hebben gestaan, dat men dan zoeken zal op het hoogtepunt van de heuvel, waar later in ieder geval 's graven steen was opgetrokken, En wij mogen ons voor stellen dat onder bescherming van deze burg thans niet 1Bestuursdistrict.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 22