33 Toen kwam, vooral in Arnemuiden, in deze periode eco nomisch deel van Middelburg, de pan- en keetnering op. De pannelieden, die zich bezig hielden met de raffinaderij van het uit Frankrijk aangevoerde zout, worden reeds in 1524 ge noemd in 1547 en 1553 werd voor hen een ordonnantie vastgesteld waaruit wij zien, dat ook vrouwenarbeid in dit be drijf voorkwam. Ook de haringvisserij was, in de eerste helft der 16e eeuw, voor Middelburg van betekenis. Van de „plaats, daar men den haring legt'' (de Haringplaats), wordt reeds in 1525 melding gemaakt. In volgende jaren werden ordonnanties vastgesteld op haringvaart zowel als het pakken van de haring voor het laatste werd in 1565 wederom een uitvoerige ordonnantie vast gesteld. In verband hiermee namen ook de kuipers in het Mid delburgse bedrijfsleven van die tijd een belangrijke plaats in. Middelburg als abdijstad. Nam Middelburg dus als handelsstad in zijn middeleeuwse periode een uitzonderlijke positie in, ook als „abdijstad" be kleedt het onder de Nederlandse steden een wel is waar niet unieke, maar toch wel bijzondere plaats. Maar terwijl wij over de economische verhoudingen uitnemend en uitvoerig zijn ge documenteerd, zijn de gegevens over de verhouding tot de Abdij, onder wier vleugelen de stad zich heeft ontwikkeld, uitermate schaars men zou haast kunnen zeggen dat heel onze kennis daaromtrent zich bepaalt tot een geschil over het kopen van wijn en het gebruik der brug vóór het klooster uit 1232 en tot een klacht over het tappen van wijn door de vrome bewoners daarvan zonder de daarvoor verschuldigde accijns te hebben voldaan uit 1417! Ook over de geschiedenis der- Abdij zelf is maar weinig bekend. Wij vernemen dat het, aan Maria gewijde, klooster omstreeks 1100 door seculiere geestelijken, vermoedelijk uit de abdij van Voormezeele, in Vlaanderen, zou zijn gesticht, en in 1122 of 1123 door Regu liere kanunniken vandaar zou zijn bezet, die in 1128, ter be strijding van de ketterij van Tanchelmus, door Witheren der kort daarvoor gestichte Praemonstratenser orde uit Antwerpen werden vervangen. Of toen, of zelfs al daarvoor, zoals de kroniek van Voormezeele beweert, het klooster tot abdij is verheven, staat niet vastzeker echter is dat Walterus (11301152) de eerste Praemonstratenser abt is geweest en de verheffing dus stellig in de eerste helft der 12e eeuw heeft plaats gehad. Naar buiten heeft deze Abdij, over wier inwen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 49