35 klooster1was daarmede bezegeld als zetel van het gewestelijk bestuur van Zeeland ging het abdijcomplex de tweede periode zijner geschiedenis in totdat de ramp van 17 Mei 1940 daar aan voorlopig een einde maakte. Beter dan over de geschiedenis der Abdij als zodanig zijn wij ingelicht over die van de ontwikkeling van haar bouw. Deze vertoont duidelijk de sporen van haar oorsprong, Vlaan deren. Ten aanzien van de oudste toestand der abdijgebouwen is weinig bekend en een gesloten voorstelling kunnen wij er ons niet van maken. De veronderstelling van Dommisse, door mij in ,,De monumenten van Middelburg" gevolgd, dat het oudste deel zich zou hebben bevonden tegenover de Giststraat, waar de abtswoning werd gezocht, wordt door de architekt der restauratiewerken, ir De Lussanet, niet ge deeld 2). Inderdaad is geen enkel bouwfragment uit de oudste tijd, dus rond 1100, ter plaatse aangetroffen, doch het blijft niettemin de vraag of daaruit mag worden geconcludeerd dat er nooit iets van dien aard zou zijn geweest. Wel echter zijn ter hoogte van de (latere) kloostergang (Muntplein), waar Dommisse de eerste uitbreiding zocht, inderdaad fragmenten gevonden, die tot de 12e eeuw teruggaan: de tufstenen oostwand van de kelder onder de v.m. Statenzaal aan de Groenmarkt, de fundering van het koor der oudste kapel, gelegen binnen de omtrek der latere Koorkerk, die bij de restauratiewerken en opgravingen in 1941 bloot is gekomen. Ook de oostelijke muur van de ruimte boven voornoemde kelder oorspronkelijk misschien kanunnikenwoning, in ieder geval reefter waarin een reeks van acht romaanse ven sters, wordt door ir Meischke3) op de 12e eeuw gesteld. Wat jonger, vermoedelijk uit het tweede kwart der 13e eeuw, moet de bovenbouw der oude kapel zijn geweest, waarvan sporen der muraalbogen en een fragment van een rondboogvenster in het huidige muurwerk nog zichtbaar 1) Behalve de Abdij, het klooster bij uitstek, waren er in de Middel eeuwen te Middelburg acht kloosters, nl. zes voor mannen dat der Augus tijnen, der St-Jansheren, der Duitse Heren, der Begarden, der Minderbroe ders en der Cellebroers of Alexianen, en twee voor vrouwen, de kloosters Bachten's graven stene en Bachten's graven hove. In dit verband moge, hoewel formeel geen klooster, ook het begijnhof worden genoemd, dat reeds in 1254 bestond. 2) Zie diens beschouwingen in Forum 1950 p. 404 vlg., en vooral het historisch overzicht van de groei der Abdijplattegronden (afb. 312). Voor de indeling der gebouwen, zie de plattegrond in De monumenten van Middelburg afb. X. 3) De Vlaamse invloed op de bouwkunst van Zeeland (Zeeuws Tijd schrift II p. 109 vlg.).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 51