36 zijn In 1255 bezocht Willem II de Abdij en bevond, dat de gebouwen bouwvallig geraakten en herbouw nodig was dat moeten toch wel de alleroudste gedeelten zijn geweest. Uit die dagen dateren de overwelving van de kelder onder de boven genoemde reefter en misschien, naar ir De Lussanet in afwij king van ir Meischke aanneemt, de bovenbouw van deze en de kelders ten noorden van de kloostergang. Toen werd ook het complex uitgebreid met de Nederhof, het huidige Abdijplein, en de Abdijpoort thans Balanspoort genaamd gebouwd, welks bovenbouw in de 14e eeuw is voltooid of vernieuwd de gevel aan de zijde van de Balans werd, in het begin der 16e eeuw, andermaal herzien naar de smaak des tijds. Hiermee was de grondslag gelegd voor een uitgebreid complex, ondanks vele wijzigingen en restauraties tot 1940 een indrukwekkend voorbeeld van een grote middeleeuwse kloosteraanleg, zij het dan ook met wereldse inslag 2). Om dit plein verrees in de loop der tijden een krans van belangrijke gebouwen. Aan de zuidzijde, vóór de woning van de prior, was, vermoedelijk sinds 1290, de woning van de abt, geflan- 1Deze oude kloosterkerk, die naar bij de restauratie teruggevonden gegevens te oordelen bestond uit een eenbeukig schip van drie traveeën met veelhoekige koorsluiting en een zuiderdwarspand en gebouwd was in overgangsvormen van Romaans naar Gothiek, werd na het midden der 14e eeuw vervangen door de huidige koorkerk met hoog eenbeukig schip, oorspronkelijk gedekt met een houten tongewelf, dat na de brand van 1568 door een stenen netgewelf van Borremans en Seron of Surron (niet Sexon, zoals in De monumenten2 p. 65 in navolging der Voorl. Lijst VI p. 139 werd vermeld) werd vervangen. Het was in het koor van dit mees terwerk der Gothiek dat in 1505 het kapittel werd gehouden van het Gulden Vlies, waarvan Reygersberch spreekt. Vóór deze uitbreiding, vermoedelijk in verband met de vorming der kloosterparochie in 1266, was naar het Westen de later zo genoemde Nieuwe Kerk er tegen aan gebouwd, een tweebeukige hallenkerk van vier traveeën, waarvan sporen in de noord muur zijn aangetroffen en die in 1571 werd verbreed tot de tegenwoordige afmetingen. Deze kerk was oorspronkelijk op de Koorkerk geopend met een hoge, thans gesloten, spitsboog. Ongeveer op de plaats van bovengenoemd zuiderdwarspand van de oudste abdijkerk werd, volgens sommigen (prof. Ter Kuile) in de tweede helft der 14e eeuw, volgens anderen (ir De Lussanet, dr Labouchère) in de eerste helft der 15e werd de prachtige geheel van Ledesteen opgetrokken abdijtoren, de zgn. Lange Jan, gebouwd, merkwaardig om zijn plaatsing zowel als om zijn achthoekige plattegrond inwendig imponeert de majes tueuze torenkapel. De in 1940 verbrande spits, die door resp. een renais sance (1590) en een gothische bekroning was voorafgegaan, was na de torenbrand van 1712 door Pieter Graafschap, zoals van hem was gevraagd, „wel ende loffelijck" herbouwd naar de vormspraak van zijn tijd. Bij de restauratie is deze, enigszins gewijzigd, behouden op de scheiding is de balustrade der renaissance-bekroning weder aangebracht. 2) Voor haar ligging in de stad, zie afb. 3 en 6.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1954 | | pagina 52