57
concluderen, dat de O.I.C. ver superieur was aan haar jongere
zuster. Want bij haar zien wij in dit opzicht gestadige groei.
Nadat in de eerste jaren op diverse plaatsen in de stad
pakhuisruimte van particulieren was gehuurd, verwierf de
Kamer Zeeland in 1628 een huis aan de Rotterdamse kaai,
dat het uitgangspunt is geworden voor het grootse complex,
in 1630 en 1671 uitgebreid, in 1711 van een nieuwe gevel
voorzien en in 1722 aan de achterzijde nogmaals vergroot,
waar tot het einde de Compagnie haar kantoren en voornaam
ste pakhuisruimte zou houden x), en dat in de 19e eeuw vrij-
entrepót zou worden. Ook een eigen werf en een lijnbaan wer
den, resp. in 1604 en 1617, in gebruik genomen.
Bij de W.I.C. daarentegen, overigens zoals men weet van
geheel andere aard dan de O.I.C., moet het omgekeerde
worden geconstateerd. Direct na haar oprichting in 1621
had zij van het stadsbestuur de beschikking gekregen over
het fraaie huis, dat juist 100 jaar daarvóór de rentmeester
van Zeeland Adolf Hardinck zich aan de Lange Delft had
doen bouwen en dat van 15761582 de Vader des Vader
lands had gehuisvest als hij te Middelburg verbleef, In 1630
had zij daarop aan de buitenkant der stad een pakhuiscomplex
opgericht, maar reeds spoedig werd een deel der ruimte aan
anderen verhuurd. Ook de tweede W.I.C., in 1674 in het
leven geroepen na de ineenstorting der eerste, had eer met
teveel dan te weinig pakhuisruimte te kampen. De deelname
in het kapitaal was voor beide compagnieën ongeveer gelijk
van de 6.4 millioen der O.I.C. was bijna 1.3 millioen in Zee
land bijeengebracht van de 7.1 millioen, waarmee de W.I.C.
begon, kwam bijna 1.4 millioen daarvandaan, waarbij men
evenwel bedenke, dat hieraan ook Vlissingen en Vere, en zelfs
Tolen, deel hadden. Gegevens omtrent de jaarlijkse uitreding
staan ons voor de W.I.C. niet ten dienste, doch dat financieel
de O.I.C. lonender was staat wel vast zij deelde gemiddeld
18% per jaar uit, terwijl de W.I.C., hoewel in de eerste
twintig jaar van haar bestaan bloeiend door de kaapvaart
Piet Hein's zilvervloottot 1779, met een enkele uitzonde
ring, niet meer dan 3,4 of 5% aan haar aandeelhouders bracht,
en nadien zelfs niets meer.
Anders echter wordt het beeld, als men niet alleen naar de
compagnieën kijkt, doch naar de handel met Oost en West.
1) De vermelding der waren, die hier werden geborgen, geeft een
indruk van de Oost-Indische handel peper, kaneel, „droguen", zijdelakens,
muskaatnoten, cornalijn, kamfer, nagelen, porselein, thee, waarvan de
meeste in de pakhuizen speciale zolders hadden.