72
landse planten. Hadrianus Junius, de lijfarts van den Vader
des Vaderlands in 1573, werd in April 1574 stadsdokter, maar
veel heeft Middelburg van deze man, die in het Nederlandse
cultuurleven der 16e eeuw een belangrijke plaats heeft inge
nomen, niet kunnen profiteren, daar hij reeds in 1575 over
leed. Het Chirurgijns of heelmeesters Reisboeck van J.
Verbrugge (1653), een der eerste handleidingen voor scheeps-
geneeskunde, werd vele malen herdrukt. Ook andere bekwame
medici waren hier werkzaam in September 1668 kregen zij,
die zich duidelijk van de chirurgijns gingen aftekenen, in het
Collegium medicum hun organisatie. Het Middelburgse gast
huis genoot, mede door hen, in de 17e eeuw, een goede naam
bij de leiding van s lands vloot.
Dat in een handels- en zeestad als het toenmalige Middel
burg de handelswetenschap en de zeevaartkunde beoefend
werden spreekt van zelf. Jan Coutereels, sinds 1595 als school
meester werkzaam, kreeg in 1603 octrooi voor een leerboek
voor het boekhouden, en publiceerde in 1631 Het konstigh
cijfferboek, wiskundig werk van grote betekenis, dat herhaal
delijk werd herdrukt. De zeeman Dirck Ruyters gaf, in 1623
en 1631, zeevaartkundige werken uit. Om Zacharias Jansen
(f 1642) en Hans Lipperhey (f 1625) wond zich de legende
van de uitvinding der verrekijkers de veelzijdige Arent
Roggeveen (f 1679) beoefende en onderwees de wiskundige
wetenschappen en de kosmografie, zijn zoon Jacob (1659
1729), die wij reeds als ontdekkingsreiziger ontmoetten,
vooral de zeevaartkunde. Bovengenoemde stadsarchitekt De
Munck (16871768) was een verdienstelijk sterrenkundige,
die aan zijn huis een eigen observatorium bouwde en door
Willem IV tot zijn „astronomicus" werd benoemd. Waren dit
allen min of meer autodidacten, met dr Stocke, van 1733 tot
1749 als geneesheer te Middelburg gevestigd, deed de ge
schoolde physicus er zijn intrede hij was de ware populari-
sator der jonge wetenschap, van welke zo grote bekoring
uitging. Twaalf jaar lang hield hij lezingen voor wat wij
noemen ontwikkelde leken hij stichtte hiervoor twee genoot
schappen, die ook na zijn vertrek bleven voortbestaan, onder
leiding van Leendert Bomme, koopman en amateur-natuur
kundige, om in 1780 te worden omgezet in het Natuurkundig
Gezelschap. Dat heeft voor het geestelijk leven in Zeeland's
hoofdstad buitengewone betekenis gehad. Aanvankelijk een
gezelschap waarin ter zake kundigen o.a. de boven vermelde
docenten der Illustre school en leken zich verenigden in de
bestudering van de wonderen der natuur in 1785 werd het