80 mocht hij „zoo wel van de meyskens als knechtkens, leerende franchois, cijfferen, reeckenen ende nayen off eenige andre extra-ordinaris scientiën oft hantwercken" „eenen redelicken salaris naer de faculteyt van eenen igelick" bedingen. Boven dien was hij verplicht in de kerk als voorlezer dienst te doen. Op ongeveer dezelfde voorwaarde werd op 26 Juli 1585 mr. Adriaen Treseil als stadsschoolmeester aangenomen29). Hij had o.a. te leren „latijn, griecx, poëterie." Conraedt de Vogele, aangesteld 22 Juni 1586 30en Joannes Dambrinus, aangesteld 28 October 1590 31namen dezelfde positie in als hun voor gangers. Laatstgenoemde stadsschoolmeester ontving een sa laris van 36 VI. per jaar en mocht van die leerlingen, die o.a. Latijn en Grieks bij hem leerden, een schoolgeld van 13 sch. 4 d. jaarlijks vragen 32). Hij was ongetwijfeld een gestu deerd man en vertrok in 1594 „vermits hij vercoeren was te zyne dienaer des woorts van Zuytbevelandt" 33). In de aan stelling van zijn opvolger wordt over onderwijs in Latijn en Grieks niet meer gerept. Ruim dertig jaar later accordeert men met Everart Wijtintvelt, die voordien de stadsschool als onder meester had bediend, „dat hij hem zal laten employeeren van die jonge jeught te instrueeren ende leeren in de latijnsche tale." Hij zou hiervoor een tractement van 43 6 sch. 8 gr. VI. ontvangen, ingaande 1 Jan. 1625 34Tot in 1633 bleef hij in Tolen werkzaam 35Niet vóór 1660 horen wij daarna weer van onderricht in het Latijn te Tolen. In de stadsrekening 1660/61 staat Egbertus Holthuysen als „latijnsche schoolmeester" ge noemd en na hem (1661) bood zich Niclaes van der Straten aan als „preceptor in de Latijnsche tale"36). Men besluit, al vorens hem te admitteren, dat hij „sal moeten opbrengen be- hoorlijcke attestatie van de plaetse syner residentie rakende sijn comportement ende leven." „Rakende sijn avancement ende bequaemheyt in de latijnsche ende griecksche talen" zal hij „in bywesen van eenighe heren uyt haer Ed. Achtb. collegie behoorlijck werden geëxamineert door een van de predikanten deser stede, daertoe vrundlijck te versoecken." Toen Van der Straten de gevraagde attestatie kon vertonen en op het examen gebleken was dat hij beschikte over „de capaciteyt ende 29) Ibid., fol. 17. 30) Ibid., fol. 21. 31) Ibid., fol. 38. 32) Zijn aanstelling werd op 28 Mei 1592 voor drie jaar verlengd (Ibid., fol. 42 sq.). 33) Stadsrekening 1594/95. 34) Stadsrekening 1624/25 fol. 19, 20. Dit salaris werd in 1627 ver laagd tot 37 VI. ,,uyt regarde (hy) in stadts schoele woont" (Stads rekening 1626/27). 35) Blijkens stadsrekening 1632/33.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 104