XIV
was1). Deze oude indeling is blijven voortbestaan in ons
Museum, waar het „Kabinet van Natuurlijke Historie" met de
dierkundige, palaeontologische en petrografische verzame
lingen altijd van het „Zeeuwsch Herbarium" gescheiden is
geweest. (Iets dergelijks is het geval met de Leidse Rijks
musea. Het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie omvatte
oorspronkelijk dierkundige en aardkundige collecties hiervan
is het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie afgesplitst,
zodat het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie nu in hoofd
zaak op dierkundig gebied werkzaam is. Hiernaast bestond van
den beginne af aan het Rijks-herbarium). Omdat het Zeeuws
Herbarium sedert het aftreden van wijlen de heer Brakman
onbeheerd was, en tevens omdat zeer gespecialiseerde conser
vatorschappen in de praktijk in ons kleine Museum weinig
voldaan hebben, is het Zeeuws Herbarium thans met de af
deling Natuurlijke Historie verenigd. De betekenis van dit
herbarium als een collectie bewijsstukken voor de vroegere
flora van Zeeland kan moeilijk onderschat worden, vooral nu
deze flora tijdens de laatste decennia door inundaties en her
verkavelingen aan ingrijpende veranderingen onderhevig is.
Voor de coördinatie der natuurhistorische musea in Neder
land is het van groot belang, dat de Regering onlangs een
Commissie van advies voor de Natuurhistorische musea heeft
ingesteld, onder voorzitterschap van prof. dr. H. Engel (secre
taris dr. A. C. V. van Bemmel). Voorzitter en secretaris
dezer commissie zijn bekend met het belang en de uitgebreid
heid van de verzamelingen van ons Genootschap en met de
beperktheid onzer geldmiddelen en ruimte.
Zo heeft dan ook in het afgelopen jaar ons Genootschap
naar de mate zijner krachten gewerkt aan de taak, die Wet en
traditie het in Zeeland hebben opgelegd.
1) S. Tschulok, 1910, Das System der Biologie in Forschung und
Lehre, p. 116.