9 voegen, ter gelegenheid van zijn aftreden 21 October 1555 tot een markiezaat. En hoewel voor hem het zwaartepunt van de economische belangen van zijn gebied zich meer naar Vlis- singen schijnt te hebben gewend, voor de vergroting van welks haven hij zich in 1545 en volgende jaren grote moeite gaf, toch had ook Vere hem veel te danken. Amper heer geworden, wist hij de Schotse stapel, en nu voor goed, te binden aan zijn stad. Ook hij volgde de traditie van zijn geslacht en trad als maecenas op de kroniekschrijver Reygersberch, die zich in Vere had gevestigd, prijst hem als „grotelick begaeft met geleertheyt ende scientie". In 1551 begiftigde hij Vere met de beroemde beker, met voorstellingen uit de Smalkaldische oorlog, hem geschonken door Maximiliaan van Egmond, aan wie deze door Karei V was vereerd. Tot het einde der 18e eeuw heeft de beker bij de jaarlijkse vernieuwing der Wet dienst gedaan en maakt nog het pièce de résistance uit der Veerse oudheidkundige verzameling. De grootse staat, door de laatste Bourgondische heer van Vere gevoerd, had zijn geldmiddelen volkomen uitgeput, en toen hij in 1558 kinderloos overleed liet hij een boedel na, met schulden beladen. Volgens testamentaire bepaling kwam het markiezaat nu aan de jeugdige Maximiliaan van Bossu, zoon van de oudste zuster van de overleden markies, die de nalaten schap, inmiddels door crediteuren zeer bedreigd, bij zijn meer derjarigheid verwierp. Daarop werd, in 1563, een zoon van een jongere zuster, Maximiliaan van Kruiningen, als markies gehuldigd, vermoedelijk een manoeuvre van de familie van de eerste markies tegen de aspiraties van de Prins van Oranje op de titel door de magistraat werd deze enige maanden later bij zijn bezoek aan Vere op een uitgezochte eremaaltijd ont haald. Bij de verkoop van het markiezaat, die ten slotte in 1567 plaats vond, was Oranje dan ook inderdaad gegadigde, doch de loop der gebeurtenissen verhinderde hem in zijn voornemen niet de „om land gebrachte" Prins, doch zijn tegenspeler Filips II, die niet kon dulden dat het markiezaat van Vere en Vlissingen, zoals het toen werd genoemd15), in handen zou kunnen komen van misschien onbetrouwbare onderdanen, verzekerde zich de eigendom ervan, waardoor heerlijkheid en landsheerlijkheid in één hand waren gekomen. 15) Daar de het markiezaat samenstellende heerlijkheden toen afzon derlijk werden verkocht wordt wel de mening gehuldigd, dat dit daarmee te niet is gegaan diverse gegevens wijzen er echter op dat deze titel in ieder geval aan Vere verbonden is gebleven (zie L. E. de Brakke, Inlei ding... p. 167 vlg.).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 23