22 eerste is vooral de grote naam verbonden van Balthasar de Moucheron, die wij tot November 1597 te Middelburg aan treffen, doch die toen reden had de zetel van zijn handelshuis naar Vere over te brengen. Hij verbond zich in Mei 1598 tegenover de regering der stad jaarlijks van haar haven te doen uitreden de 18 a 20 schepen, waarmee hij tot dien te Middelburg de vaart onderhield op Frankrijk en Spanje, op Guinee en op Oost- en West-Indië in 1599 sloot hij een vennootschap voor de handel op de Levant. De stad stond hem opslagruimte af in het koor der kerk en kocht voor hem een woonhuis. In Maart daarvóór waren onder leiding der gebroeders De Houtman, die hij aan zijn dienst had verbonden, en de ontdekkingsreiziger John Davis voor zijn rekening twee schepen uitgezeild voor een reis, waardoor de eerste relaties van Nederland met Atjeh werden aangeknoopt, doch die financieel weinig resultaat opleverde. Op het eiland Principe vóór Afrika's Westkust vestigde hij een verversingsstation een halve eeuw voor de Kaap dat echter verloren is ge gaan hij ontleende daaraan zelfs de markiezentitel. Een tocht onder Joris van Spilbergen, in Mei 1600 uitgezonden naar Brazilië, Zuid-Afrika en Atjeh, en waaraan prins Maurits de voornaamste deelnemer bleek te zijn, bracht het niet verder dan de West en keerde in Augustus d.a.v. in Vere terug. Het volgende jaar vond onder dezelfde leiding een nieuwe scheepsreis plaats, die langs Afrika's Oostkust naar Ceylon en Bantam ging. Ook op Kalikoet, op de kust van Malabar, onderhield hij een geregelde vaart. Deze Veerse tochten be zorgden niet alleen de stad aandeel in de glorie, deel te hebben gehad aan de opbouw van het Nederlandse rijk in Indië, maar droegen tot haar welvaart bij en gaven aan haar handels beweging een exotische tint manigette (peper), olifantstanden en goud brachten Moucherons schepen er uit Guinee, gelijk er later tabak en andere producten uit West-Indië zouden worden gelost. Het spreekt dan ook van zelf dat Vere niet achterbleef toen op het eind van 1601 besprekingen werden gevoerd om tot vereniging van de verschillende op Indië varende compagnieën te geraken. Het grootste deel der compagnie van De Mouche ron. die er zelf met enkele getrouwen buiten bleef, was in November 1600 met de Middelburgse van Ten Haeff c.s. samengesmolten tot de Verenigde Zeeuwsche Compagnie. Vere eiste een gedeelte van de uitrustingen en aandeel in de bewindhebbersplaatsen der Zeeuwse Kamer, en inderdaad werd dat in de persoon van De Moucheron aan de stad toe-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 40