25 Frankrijk waren de uitredingen nog talrijk. De werf der Admiraliteit zal eveneens tot de welvaart hebben bijgedragen. In de tweede helft der 17e eeuw echter ging deze door een samenloop van omstandigheden achteruit. Ook de visserij deelde in dit lot. Terwijl er volgens de zoëven genoemde auteur in 1728 nog 28 visserspinken in Vere havenden was dat in 1753 zodanig verminderd ,,dat men er thans niet een meer heeft"31). De „Gründungsfieber" van 1720 stak ook Vere aan, maar dat de toen geprojecteerde Compagnie van Commercie, assurantie, walvisvaart etc., waarvan nog in Mei 1721 in de stadsnotulen sprake is, tot leven is gekomen lijkt niet aannemelijk. Maar hoe belangrijk dit alles ook voor Vere geweest moge zijn, gekarakteriseerd heeft deze handel en scheepvaart het stadje niet als eeuwenlange zetel van de Schotse stapel daarentegen neemt het onder de Zeeuwse en Nederlandse steden een zeer eigen plaats in. Boven vermeldden wij reeds dat de Schotten, die ook daar vóór hun court te Vere hadden gevestigd, na 1572 er zich spoedig weer neerlieten. Na langdurige onderhandelingen en nadat verschillende rivalen waren uitgespeeld werd 18 Oc tober 1578 een stapelcontract gesloten, eerste van een reeks 1598, 1612, 1675, 1697, 1718, 1739, 1746, 1760, 1780 die eerst op het einde der 18e eeuw zou ophouden. Een deel der kaai werd hun ter beschikking gesteld voor de uitoefening van hun godsdienst kregen zij het koor der kerk en een woning voor een predikant de eerste trad echter pas in 1614 op twee lakenmeters zouden worden aangewezen. Berechting hunner onderlinge geschillen werd overgelaten aan het hof van de conservator de bewaker der privileges terwijl vroeger het Veerse gerecht hierin besliste, al had de conser vator het recht de zittingen daarvan bij te wonen en er te interveniëren32). Het belangrijkste echter was dat Vere nu het monopolie van de stapel kreeg en dat het begrip stapel- goed werd gepreciseerd, bepalingen, die bij de oude regeling hadden ontbroken wol. schaapsvellen de Brugse velleploters waren hiervan, o.a. in 1607 en 1608, de voornaamste afnemers huiden, laken, steenkolen, lood en zalm waren daarvan de belangrijkste. En zo verheugd was men over de goede afloop 31) In 1760 werd een „Genootschap tot Haringvisscherij te Veere" opgericht, en in 1774 werd een reglement vastgesteld voor hen, die van Vere ter visvangst varen, zonder veel resultaat naar het schijnt. Thans havent er een deel der Arnemuidse vissersvloot. 3-2) In 1675 echter werd deze rechtspraak opgedragen aan zes vrede- makers, drie benoemde de magistraat der s'tad, drie de conservator.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 43