31 doch sindsdien successievelijk in zee verdween1). Oud-Vlis- singen ontleende zijn belang aan het veer op Vlaanderen het oudste betrouwbare bericht hierover dateert overigens eerst van 1312 en aan zijn nering, scheepvaart en visserij, het „visschershieken" haven), door Betje Wolff bezongen. Tussen 1293 en 1298 reeds vinden wij Vlissingse schippers in Newcastle on Tyne en Ipswich, waar zij wol laadden in de 13e eeuw al worden Antwerpenaren als vaste bezoekers van lissingen vermeld waar zij verse en gezouten haring kochten, die zij Brabant in verhandelden. In het oostelijkste deel der vestiging moeten reeds toen de zoutketen hebben gestaan waarvan de afvalproducten de zeikheuvels hebben gevormd, die men nog aan het einde der Korte Zelke herkent2). Floris V hechtte aan dit Oud-Vlissingen zoveel betekenis dat hij, in 1294, de heerlijkheid door aankoop verwierf, en men schrijft hem. die uit eigen aanschouwing de situatie kende, zelfs de bedoeling toe de haven misschien de uitmonding van de Zwanenburgse watergang die voor het toenemend bedrijf geheel onvoldoende was. te verbeteren. Door zijn dood en de daarop gevolgde oorlogsjaren werd hieraan geen uitvoering gegeven. Graaf Willem III vatte daarna de zaak aan, en in 1308 was de nieuwe haven gereed. Zij bestond uit drie delen de (nog bestaande) voorhaven, de koopmanshaven (nu ge dempt en Bellamypark) en de achterhaven, oudtijds Schardijn- haven, later Kaaskaai genoemd (nu de Spuistraat). Kort daar op, in 1318, vinden wij aan de havenmond des graven tolhuis vermeld. „Om die havene te beterne ende om die poirt te meerene" verleende Willem III in 1315 het privilege, waarbij aan Vlissingen een beperkt stadsrecht werd geschonken de hoge jurisdictie echter werd nl. eerst in 1477 toegestaan. Het nieuwe Vlissingen, dat blijkens de bovengenoemde vermelding van Oud-Vlissingen van 1264 vóór dat jaar reeds moet hebben bestaan, was aldus tot zekere wasdom gebracht. Ommuurd was de jonge stad toen echter nog niet, al is het aannemelijk dat zij een verdediging door palissaden had3). Opmerkelijk 1) Tot 1439 duurde dat verlies; toen werd de dijk, oorspronkelijk inlaagdijk, die nu als de boulevards Bankert en Evertsen bekend is, waterkerende zeedijk. 2) In 1449 werd op dit terrein de vismarkt aangelegd en was aan deze nering dus een einde gesteld. Misschien mag men hierin een vroege aanwijzing zien van de vervanging van de bereiding van zelzout door het grofkorrelige zout der Atlantische havens, waarvan wij elders eerst later de sporen aantreffen. 3) Dat de ommuring eerst in 1489 zou zijn tot stand gekomen, zoals voor en na veelal werd beweerd, is door P. K. Dommisse afdoende weerlegd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1955 | | pagina 51